Griekse mythen en sagen|Jo Claes 9080829099

€ 24,00
Enlèvement ou Envoi
Verzenden voor € 4,94
200depuis 26 avr.. '24, 20:03
Partager via
ou

Caractéristiques

ÉtatComme neuf
TypeFiction
Année (orig.)2005
Auteurzie beschrijving

Description

||boek: Griekse mythen en sagen|Schatkamer van kunst en taal|Davidsfonds

||door: Jo Claes

||taal: nl
||jaar: 2005
||druk: ?
||pag.: 318p
||opm.: paperback|zo goed als nieuw

||isbn: 90-8082-909-9
||code: 2:000318

--- Over het boek (foto 1): Griekse mythen en sagen ---

Dit boek is zoals de draad waarmee Theseus zijn weg vond uit het labyrint van Knossos. Beschouw het als een kompas in ons klassieke erfgoed en in het kluwen van goden en godinnen, helden en koningen. Het verfrissende basiswerk leidt ongetwijfeld tot een beter begrip van wat musea laten zien.

De Griekse mythen en sagen zijn chronologisch gerangschikt, van het ontstaan van de wereld tot Odysseus' terugtocht na de Trojaanse oorlog. Bij de mythen horen spreekwoorden, zegswijzen, kaarten en stambomen. Registers maken snel opzoeken mogelijk. Prachtige schilderijen en beeldhouwwerken van Botticelli, Rubens, Da Vinci, Bernini en vele andere illustere groten maken de mythologische avonturen tastbaar.

[bron: https--www.bol.com]

Door hun sterke betrokkenheid op de menselijke en goddelijke oorsprong hebben mythen altijd wel tot de verbeelding gesproken. Alleen zijn de overgeleverde mythen binnen de westerse wereld verworden tot een statisch corpus, zonder overgeleverde rituelen of orale traditie. Het is vooral binnen bewerkingen voor de jeugd dat bv. Griekse mythen een nieuwe dynamiek tonen. Als gerenommeerde schrijvers systematisch mythen op een hedendaagse manier zouden hervertellen, zou de toekomst van de mythe als literair genre er een stuk rooskleuriger uitzien. Dat maakt dat het principe van de nieuwe reeks 'Mythen' van de Bezige Bij alleen maar toegejuicht kan worden. Daarbij mogen echter de originele mythen en de studies errond niet uit het oog verloren worden: zij bieden nl. de context aan waarbinnen de nieuwe verhalen hun betekenis krijgen.

Reeks 'Mythen'

Voor Claude Lévi-Strauss is een mythe de som van alle mogelijke versies. Die variatie vloeide o.m. voort uit de orale overlevering; de drang om de mythische verhalen steeds opnieuw te vertellen. De Britse uitgeverij Canongate wil die drang om mythen te (her)vertellen opnieuw leven inblazen. In oktober 2005 lanceerde ze de reeks 'The myths', waarin 100 schrijvers een bestaande mythe naar hun hand zetten. Het 100e deel is gepland voor de lente van 2038, dus het ziet er naar uit dat de uitgaven à rato van drie per jaar zullen verschijnen. De reeks wordt wereldwijd verdeeld en vertaald in samenwerking met een 25-tal uitgeverijen. Voor de Lage Landen zette uitgeverij De Bezige Bij haar schouders onder dit herculisch project, dat haast mythische vormen zal aannemen. Karen Armstrong leidt de reeks 'Mythen' in met een gelijknamige beknopte geschiedenis. Literair bijten Margaret Atwood (Penelope) en Jeanette Winterson (Zwaarte) de spits af met een hervertelling van respectievelijk de mythe van Odysseus' vrouw Penelope en de mythe van Atlas en Herakles. Andere auteurs als Victor Pelevin (over de mythe van Theseus en de Minotaurus), David Grossman (de mythe van Samson), Donna Tartt (de mythe van Daedalus en Icarus), Chinua Achebe en Milton Hatoum staan in de coulissen te trappelen. Het is nog te vroeg om in te schatten of de mythen evenredig over de gehele wereld geselecteerd zullen worden. Maar gezien het grote aandeel van Engelstalige auteurs (De invloed van Robert Graves' Greek myths and legends kan moeilijk onderschat worden) is een leeuwendeel voor de Griekse mythen niet ondenkbaar: de Grieken veroveren opnieuw de wereld.

Wat is een mythe?

Volgens Van Dale is een mythe een "verhalende overlevering over universele thema's als het begin van de tijd, het ontstaan van de wereld, de schepping van de mens en het leven na de dood". Karen Armstrong grijpt terug naar de menselijke oertijd om het begrip 'mythe' te duiden. Vertrekkende van sporen van begrafenisrituelen bij Neanderthalers introduceert ze vijf basisstellingen: Mythen zijn "bijna altijd geworteld in ervaringen met de dood en de angst voor vernietiging". De aanwezigheid van dierenbotten suggereren het bestaan van (liturgische) offergaven en rituelen die noodzakelijk zijn om deze mythen tot leven te wekken. Aan het graf, op het eind van een mensenleven, 'herinnerden' de Neanderthalers zich hun mythen die het onbekende trachtten te vatten en de kern van een diepe stilte onderzochten. Mythen zijn niet zozeer verhalen op zich, maar verlenen de toehoorder een spirituele of psychische houding voor de taak die hem wacht in deze of de volgende wereld. En tot slot verhalen alle mythen over een "onzichtbare maar krachtige werkelijkheid", een eeuwige godenwereld, die geldt als inspiratiebron voor "de mythologie en de rituele en maatschappelijke organisatie" van traditionele samenlevingen. Vanuit een "eeuwige filosofie" heeft alles in de sterfelijke wereld zijn pendant in de goddelijke wereld, zij het dat de aardse werkelijkheid slechts een zwakke afspiegeling blijft van het archetype, het oerbeeld.

Geschiedenis

Vervolgens doorploegt Armstrong in zes hoofdstukjes de geschiedenis om zo de ontwikkeling van de mythen in verschillende tijdsegmenten te volgen van het Paleolithicum (en Mesolithicum) (ca. 20.000 tot 8000 v.C.) en Neolithicum (ca. 8000 tot 4000 v.C.) -- de vruchtbaarste perioden voor mythen --, over de Spiltijd (800 tot 200 v.C.) tot de grote westerse transformatie (ca. 1500 tot 2000 n.C.). Elke periode ontwikkelt mythen die het best bij de focus van het tijdsegment horen (jacht, landbouw, religie etc.). Deze mythen waren onlosmakelijk verbonden met de daarbijhorende, maar vaak niet overgeleverde, rituelen. We moeten bij hedendaagse traditionele jagers en landbouwers aankloppen om een idee te hebben van het soort rituelen die mogelijk rond bepaalde mythen uitgevoerd werden. De Spiltijd, waarbinnen nieuwe religieuze en filosofische systemen het licht zien (zie Karen Armstrong: De grote transformatie (p. 52)) luidt een nieuwe periode in die minder zwaar op externe rituelen steunde. Met de verschuiving van de omliggende natuur (jacht en landbouw) naar de innerlijke reflectie lijkt een minder vruchtbare periode aangebroken voor mythen. Vele religieuze mythen (bv. het Oude Testament) zouden trouwens teruggaan op vroegere tijden. Daarnaast introduceert Armstrong het spanningsveld tussen enerzijds 'mythos' (betekenis) en anderzijds 'logos' ((pragmatische) rede), die vroeger gelijkwaardige manieren van denken waren, elk met hun eigen doel. Dat verandert radicaal met de grote westerse transformatie (gevoed door wetenschap en industrialisatie) die maakte dat binnen de moderne westerse samenleving de logos of rede het denken vrijwel volledig ging bepalen (een verschuiving die zijn prille begin kent in de introductie van de goddelijke en filosofische rede tijdens de Spiltijd). Toch kunnen moderne westerse schrijvers als bv. T.S. Eliot, James Joyce en Salman Rushdie via hun oeuvre iets van de verloren kracht van de mythes oproepen. In Armstrongs functionele en bevattelijke geschiedenis van de mythe primeert echter het religieuze uitgangspunt. Dat maakt haar boekje, dat sterk schatplichtig is aan mythologische baanbrekers als Joseph Campbell, Mircea Eliade en Walter Burkert, minder geschikt om een reeks literaire hervertellingen van mythen in te leiden. Meteen rijst de vraag of Canongate nog andere non-fictie-uitgaven gaat brengen binnen de reeks. Hopelijk is er ruimte om mythen als een literair genre (los van rituelen) en hun invloed op de literatuur uitgebreid te belichten. Zo niet kan je altijd teruggrijpen naar de recent herdrukte klassieker De held met de duizend gezichten van Joseph Campbell. De inzichten dateren van eind jaren '40, maar de nadruk ligt op het mythische verhaal. Mythen (en legenden) waarin de mens een (helden)rol speelt en scheppingsmythen uit een grote verscheidenheid van culturen worden hier uitgebreid voorgesteld. Pas in tweede instantie zoekt de auteur naar onderlinge verbanden en interpretaties. Een blijvende waarde voor een breed publiek.

God is als vrouw geboren

Vanuit de monotheïstische godsdiensten wordt sinds jaar en dag het beeld van een mannelijke godheid uitgedragen. Voor een groot deel gebaseerd op de dominante rol van de man in de samenleving. Maar in de prehistorie lagen de verhoudingen duidelijk anders. De vrouw als symbool van vruchtbaarheid, de oorsprong van (alle) leven, kon rekenen op een prominente plaats binnen de samenleving en de rituelen. Het was maar een kleine stap verder om de aarde te personifiëren als een allesomvattende Moedergodin. Daarvan getuigen heel wat zgn. Venus-beelden uit de prehistorie die her en der werden opgegraven. Op proportionele overdrijvingen na (om de vruchtbaarheid te benadrukken) kan je gerust stellen dat de mens god(en) naar zijn evenbeeld creëert i.p.v. de omgekeerde bijbelse stelling. Onderzoeksjournalist Pepe Rodrìguez gaat in God is als vrouw geboren op zoek naar de oorsprong van het godsbegrip. Het ontstaan van taal was voor hem een van de voorwaarden om als mens te kunnen scheppen. Dat opende de weg naar het magische denken van de prehistorische kunst, de mythen en riten en het geloof in leven na de dood. Vertrekkende van de sociaal-economische rol van de vrouw in pre-agrarische gemeenschappen en Paleolithische vrouwenbeeldjes die het oerconcept van god symbolisch voorstellen (30.000 tot 9000 v.C.), poneert Rodrìguez het bewind van de éne godin (ca. 30.000 tot 3000 v.C), waarbij (eventuele) mannelijke tweederangsgoden jaarlijks veroordeeld werden tot de dood. De opkomst van de landbouw zorgde gaandeweg voor een omwenteling in de samenleving en geloofsstructuren. Vooral economische en sociaal-politieke veranderingen bespoedigden de onderwerping van de vrouw. Uiteindelijk werd de Moedergodin (als verzameling van alle godinnen) van haar troon gestoten en vervangen door een mannelijke god (ca. 3000 tot 1000 v.C.). Binnen die context is het vrij zeker dat heel wat (vrouwelijke) mythen gaandeweg vermannelijkt werden. Met een uitgebreid notenapparaat, bibliografie en register onderbouwt Rodrìguez zijn sterk wetenschappelijk geïnspireerde maar vlot lezende studie. God heeft als vrouw duidelijk een veel langere staat van dienst.

Penelope en Odysseus

De keuze van Margaret Atwood voor Penelope, de vrouw van Odysseus, en haar aanbidders mag enigszins verrassend overkomen. Maar door het verhaal te brengen bij monde van de overleden Penelope ("Nu ik dood ben weet ik alles.") en een Grieks koor van twaalf gehangen maagden, krijgen we toch de feministisch geïnspireerde innoverende inslag die we van haar verwachten en biedt Atwood een variatie op de vertelinstantie van Odysseus. 'Waarom werden de maagden opgehangen' en 'Wat voert Penelope in haar schild?', zijn twee vragen die Atwood bezighouden en waarop de Odyssee geen antwoord biedt. Voor een goed begrip: na twintig jaar oorlog en omzwervingen keert Odysseus terug naar Penelope. Die wist haar vrijers, die Odysseus' bezit verbrasten om haar tot hertrouwen te dwingen, op afstand te houden door pas na het weven van een kleed, dat ze elke avond weer uitrafelde, bekend te maken met wie ze zou trouwen. Op het einde van de Odyssee vermoorden Odysseus en Telemachos de vrijers en worden de twaalf maagden die het bed met de vrijers deelden, opgehangen. Atwood keert de conventies van de Griekse heroïek binnenstebuiten en voert de maagden op als medestanders van Penelope, die de vermomming van Odysseus meteen doorheeft. Het verhaal wordt gebracht in een vrij afstandelijk hedendaags proza met theatrale intermezzo's van het koor -- "de meiden", die zelfs niet terugschrikken van een vaudevilleoptreden in matrozenpakjes of een college antropologie. Een stevig gestructureerde novelle in 29 hoofdstukken dat de mythische ziel wat versmacht, maar de mythe als genre op een hoger literair niveau tilt.

Wie het origineel wil nalezen kan terecht in de nieuw uitgegeven tweedelige Homerus-vertaling van H.J. de Roy van Zuydewijn, die de Ilias, de wrok van Achilles en de Odyssee, de terugkeer van Odysseus omvat. Het gaat om vertalingen in Nederlandse hexameters uit 1980 die in 1993 grondig en in 2005 beperkt herzien werden. De inzichten in de inleidingen beperken zich trouwens tot publicaties van 1993 of vroeger. Onmisbaar is de voor elk deel opgenomen lijst met eigennamen en vindplaatsen. De Roy van Zuydewijn ontving in 2002 de Martinus Nijhoff-prijs voor zijn vertalingen.

Atlas en Herakles

De genealogie van de Griekse mythologie kan door de vele echtelijke, buitenechtelijke en incestueuze verhoudingen een verwarrend geheel vormen. Jeanette Winterson introduceert in Zwaarte, de mythe van Atlas en Herakles, Atlas als de zoon van Poseidon en Gaia (beide hadden als zoon de reus Antaios, verslagen door Herakles) opdat Poseidon met zijn vloed Gaia tot in de intiemste aardse delen zou kunnen bezitten. Atlas is echter de incestueuze zoon van Iapetos en Klymene, incestueuze zoon en dochter van Gaia (aarde) en haar nakomeling Ouranos (hemel). Atlas, die de opstand van de Titanen tegen de tirannie van Zeus leidde, werd na zijn nederlaag veroordeeld tot het torsen van het hemelgewelf. Herakles (Hercules) krijgt de opdracht om de gouden appels van Hera te stelen uit de Tuin van de Hesperiden (de dochters van Atlas), bewaakt door de slang Ladon. Herakles vraagt Atlas om de appels uit zijn eigen tuin te stelen, terwijl Herakles met behulp van Athena het gewelf torst. Teruggekomen wil Atlas de appels zelf ter bestemming brengen en Herakles aan zijn lot overlaten. Door een list weet Herakles Atlas zover te krijgen dat hij opnieuw het hemelgewelf torst. Winterson vertelt de mythe, maar kiest ervoor om haar verhaal binnen een poëtisch- wetenschappelijke context te kaderen, gevat tussen aarde en hemel, tussen "strata sedimentgesteente [...] als de bladzijden van een boek" en slechts door zwaartekrachtinvloeden naspeurbare "donkere materie" uit het heelal. Op het einde verbindt ze dan haar traditionele maar sterk introspectieve uitwerking van de Griekse mythe met de 'mythologie' van de 20e eeuw: Atlas redt Laïka de ruimtehond. Vanaf dat ogenblik draagt hij iets dat hij wil dragen, wat maakt dat hij het gewicht van de aarde niet meer voelt. In een biografisch getinte uitleiding laat Winterson Atlas zelfs vallen, terwijl de aarde blijft draaien, wat een aantal existentiële vragen oproept. Wintersons opzet is eerder fragmentarisch dan gestructureerd, met een wazig begin- en eindpunt. De inzichten die ze formuleert, komen bovendien wat naïef over.

Griekse mythen en sagen

Om een klaardere kijk te krijgen op het labyrint van de Griekse mythen en sagen en de achterliggende schatkamer van kunst en taal, heeft Jo Claes een omvattend werk geschreven, zonder daarbij evenwel volledigheid na te streven. In tien delen ('Het ontstaan van de wereld', 'Goden en godinnen', 'Koningen en helden', 'De werken van Herakles', 'De Argonauten en het Gulden vlies', 'De lotgevallen van Theseus', 'De gebeurtenissen in Thebe', 'De Trojaanse oorlog', 'De thuiskomst van Agamemnon', 'De Odyssee') brengt hij, in de mate van het mogelijke, een chronologisch overzicht. Elk deel is onderverdeeld in hoofdstukken waarin telkens een god/godin, koning/held of gebeurtenis/avontuur aan bod komt. Zo krijgen we een samenhangende voorstelling van de belangrijkste mythen en sagen met doorverwijzingen naar vroegere en latere gebeurtenissen of een verdieping van het gegeven in 'nevenverhalen'. Spreekwoorden, zegswijzen of uitdrukkingen zijn aan de orde van de dag en opzoekbaar vanuit de achteraan opgenomen lijst, wat jammer genoeg niet geldt voor de lijst van naamsverklaringen (zoeken op naam werd beperkt tot de inhoudstafel). I.v.m. de functionele illustraties werd amper geopteerd voor de oud-Griekse afbeeldingen, maar voor de veel bekendere verbeeldingen uit de (klassieke) kunst. Stambomen van de onderlinge relaties brengen wat orde in de goden- en mensenfamilies. Goed voor een grondige kennismaking met de Griekse mythen en sagen en als (beperkt) naslagwerk.

Kris van Zeghbroeck [bron: https--lier.bibliotheek.be]

Dit overzicht van de Griekse mythologie heeft als doel de lezer beter inzicht te geven in de vele uitingen van Europese cultuur, met name in de schilder- en beeldhouwkunst, waarin Griekse mythen een rol spelen. De mythen zijn chronologisch geordend: na de mythen over het ontstaan van de wereld volgen de verschillende Griekse goden en godinnen, de helden, de mythen rond Herakles, de Argonauten, Theseus, de Thebaanse cyclus, en tot slot de Trojaanse oorlog en de lotgevallen van Odysseus. De mythen worden beknopt en zakelijk verteld, in kleur geïllustreerd met schilderijen die de betreffende mythe tot thema hebben; in een apart kader worden spreekwoorden en uitdrukkingen die met de mythe verband houden toegelicht. Zo raakt de lezer bekend met de betekenis van Sisyphus-arbeid, een Danäers-geschenk en nog vele andere uitdrukkingen. Stambomen van de verschillende helden en godenfamilies en een verklarende namenliijst complementeren het geheel. Claes publiceerde eerder het vergelijkbare 'De bijbel, schatkamer van kunst en taal'.

Prof.dr. E.A. Hemelrijk [bron: nbd biblion]

--- Over (foto 2): Jo Claes ---

Jo Claes (Hasselt, 29 juli 1955) is een Vlaamse auteur.

In 1984 ging Claes werken als leerkracht Nederlands en Engels in het Heilig Hartinstituut Heverlee (tot zijn pensionering in 2016). In 1986 ontving zijn verhalenbundel De stenen toren de Prijs Beste Debuut. Datzelfde jaar verscheen ook zijn novelle De dwaling en in 1987 de roman Postume dood. In de jaren 90 publiceerde hij nog enkele prozawerken met magische elementen, een klassieke verhaallijn en een doordachte plot. Hij werd bekend met deze fantastische literatuur met Bijbelse en mythologische elementen.

Sinds 2002 publiceert hij ook non-fictie over katholiek immaterieel erfgoed. Met Alfons Claes en Kathy Vincke schreef hij het drieluik Sanctus, Sancti en Sanctorum over hagiografie en iconografie. Daarnaast publiceerde hij over de Bijbel, Griekse en Romeinse mythen.

In 2008 publiceerde Claes met De zaak Torfs een misdaadroman rond het personage van inspecteur Thomas Berg. In 2009 kwam een vervolg en sindsdien komt er elk jaar minstens een Thomas Berg-roman bij. De boeken spelen zich af in Leuven, de woonplaats van de auteur. Getekend vonnis (2013) werd genomineerd voor de Gouden Strop en de Diamanten Kogel. Het volgende boek De mythe van Methusalem (2014) won die Gouden Strop en kreeg net zoals Het gewicht van de haat (2017) de Hercule Poirot Publieksprijs.

Fictie

  • 1985: De stenen toren (Hadewijch), verhalenbundel bekroond met de Prijs Beste Debuut.
  • 1986: De dwaling (Hadewijch), novelle.
  • 1987: Postume dood (Hadewijch), roman.
  • 1989: Labrys (Houtekiet)
  • 1992: De man met de witte anjer (Houtekiet)
  • 1994: Het Kaïnsteken (Houtekiet)
  • 1996: De val (Houtekiet)
  • 2001: Quarantaine (Davidsfonds)
  • 2016: Niet voor mietjes (De Fontein), jeugdroman.
  • 2019: Spiegelgevechten (Houtekiet)

Serie Thomas Berg

  • 2008: De zaak Torfs (Houtekiet)
  • 2009: De blinde vlek (Houtekiet)
  • 2010: Dood in december (Houtekiet)
  • 2011: Het oog van de naald (Houtekiet)
  • 2012: Tot de dood ons scheidt (Houtekiet)
  • 2013: Getekend vonnis (Houtekiet) nominatie voor de Gouden Strop en Diamanten Kogel
  • 2014: De mythe van Methusalem (Houtekiet) Gouden Strop winnaar & nominatie en publieksprijs Hercule Poirotprijs.
  • 2015: Vermoorde onschuld (Houtekiet)
  • 2016: Voor wie de klok slaat (Houtekiet)
  • 2017: Over elk vergeten heen (Houtekiet)
  • 2017: Het gewicht van de haat (Houtekiet) nominatie en publieksprijs Hercule Poirotprijs.
  • 2018: Want alles gaat voorbij, maar niets gaat over (Houtekiet)
  • 2019: Een tragisch verhaal (Houtekiet)
  • 2020: Van de hemel in de hel (Houtekiet)

Non-fictie

  • 2002: Sanctus: heiligen herkennen (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2004: Sancti: nog meer heiligen herkennen (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2004: De Bijbel, Schatkamer van kunst en taal (Davidsfonds)
  • 2005: Griekse mythen en sagen, Schatkamer van kunst en taal (Davidsfonds)
  • 2005: Geneesheiligen in de Lage Landen (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2006: De Twaalf, apocriefe verhalen over de apostelen (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2006: Het verhaal van Maria, volgens de apocriefe geschriften (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2006: Beschermheiligen in de Lage Landen (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2007: Sanctorum: heiligen herkennen (Davidsfonds) met Alfons Claes en Kathy Vincke
  • 2008: Romeinse sagen en legenden, Schatkamer van kunst en taal (Davidsfonds)
  • 2009: De 300 belangrijkste scènes in de christelijke kunst (Davidsfonds)

[bron: wikipedia]

Jo Claes debuteerde in 1985 met de verhalenbundel De Stenen Toren waarvoor hij in 1986 de Prijs voor het Beste Debuut ontving. Nadien volgden nog een achttal novelles en romans, tot hij in 2002, na de publicatie van de roman Quarantaine, stopte met het schrijven van fictie.

Van 2002 tot 2008 volgde een reeks non-fictie werken over mythologie, hagiografie en iconografie. Daarnaast is de auteur gespecialiseerd in de apocriefe literatuur, de religieuze kunst en de Romeinse sagenwereld. Thema's die her en der opduiken in zijn recente romans.

In 2008 verscheen De zaak Torfs, de eerste misdaadroman met de Leuvense inspecteur Thomas Berg als hoofdpersonage.

Het verhaal situeert zich tegen de achtergrond van de hedendaagse kunstvervalsing en -restauratie. In 2009 verscheen het tweede deel De blinde vlek. Ditmaal met de wereld van de archeologie als uitgangspunt, een voor de hand liggende keuze aangezien de Leuvense faculteit van archeologie baanbrekend werk verricht in het Turkse Sagalassos, één van de meest belovende archeologische sites ter wereld.

Jo Claes, die er in elk interview de nadruk op legt dat hij geen thrillers schrijft maar misdaadromans, begon aan de reeks na een weddenschap met vrienden die hem uitdaagden om in Leuven een nieuwe serie moordverhalen te situeren. De auteur ging op de uitdaging in en creëerde het personage Thomas Berg die, meer nog dan het eigenlijke moordonderzoek, het onderwerp uitmaakt van de verhalen.

Lezers, meent de auteur, zijn niet enkel geïnteresseerd in het ontrafelen van een moordzaak. Hoe belangrijk een spannend plot ook is, wat vooral telt is de figuur van de speurder zelf. Het is met hem dat een lezer zich wil identificeren. Het is over hem dat hij almaar meer te weten wil komen. Vandaar dat de auteur veel belang hecht aan de psychologische analyse van het hoofdpersonage en aan het beschrijven van zijn dagelijkse bekommernissen, zijn hobby's, zijn kleinmenselijke kanten en zijn amoureuze escapes. Dát, samen met een spannend moordonderzoek, is volgens de auteur wat elke lezer zoekt in een goede misdaadroman.

In het dagelijkse leven is Jo Claes leraar Nederlands-Engels aan het H.-Hartinstituut in Heverlee. Lesgeven is volgens hem, net als schrijven, niet zomaar een job, het is een roeping. Vroeg of laat, beloofde hij ooit in een interview, zal zijn beroepservaring ertoe leiden dat de wereld van het onderwijs de achtergrond vormt van één van zijn misdaadromans. De auteur gaat immers uit van het principe dat je een verhaal enkel met succes in een bepaalde omgeving kan situeren als je die omgeving door en door kent. Geen enkele schrijver kan het zich permitteren een beroep te doen op kennis uit tweede hand, meent Jo Claes. Zoiets voelt een lezer meteen aan. En als dat gebeurt, is de magie weg en wordt het boek ontgoocheld terzijde geschoven. De nachtmerrie van elke schrijver.

Wist u dat...

Ofschoon Jo Claes van geboorte geen Leuvenaar is, woont en werkt hij al tweederde van zijn leven in de Brabantse universiteitsstad. Dat het lot van Leuven en haar inwoners hem ter harte gaat, bewijst het feit dat hij een tijdlang in de gemeenteraad zetelde, waaruit hij evenwel na enkele jaren ontslag nam, naar eigen zeggen uit ontgoocheling en frustratie.

Leuven speelde in Claes' vroegere romans geen noemenswaardige rol, maar dat veranderde toen hij in 2007 begon met de misdaadreeks die de Leuvense inspecteur Thomas Berg als hoofdpersonage heeft. Berg, die vroeger aan de katholieke universiteit studeerde en daarna een carrière uitbouwde bij de Brusselse politie, wordt tegen zijn zin overgeplaatst naar Leuven.

Al snel ontstaat er een haat-liefdeverhouding tussen de eigenzinnige hoofdinspecteur enerzijds en de universiteitsstad anderzijds. Berg voelt dat hij van Leuven is vervreemd, dat de stad sinds zijn studententijd een complete metamorfose heeft ondergaan en dat ze vergeleken met Brussel de mentaliteit heeft van een provinciegat. Bovendien speelt nog iets anders mee. Bergs kortstondige relatie met de veel jongere Véronique is er de oorzaak van dat hij zich voor het eerst zorgen begint te maken over zijn leeftijd, een gegeven dat door de stad nog lijkt te worden benadrukt: Nergens anders ter wereld werd je zo nadrukkelijk met je leeftijd geconfronteerd dan in een stad boordevol studenten (uit: De zaak Torfs, blz 292).

Geleidelijk aan echter vindt Berg zijn draai in Leuven. Niet in de laatste plaats omdat hij ondervindt dat een kleine stad ook voordelen heeft en dat een langzamer ritme heel wat aangenamer is dan de gejaagdheid van de grootstad. Beetje bij beetje begint hij zich thuis te voelen in zijn nieuwe woonplaats, al kan hij niet ontkennen dat hij Brussel nog steeds mist.

In de romans van Jo Claes is Leuven meer dan de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt. Halfleeg en ingedommeld tijdens de zomermaanden, overbevolkt en chaotisch tijdens het academiejaar, fungeert de stad als een haast schizofrene omgeving die het hoofdpersonage het ene moment op de zenuwen werkt en het andere tot rust doet komen. Berg ergert zich voortdurend aan de verwaarlozing van het historische erfgoed, aan de laksheid van het stadsbestuur en aan de stedenbouwkundige miskleunen die het uitzicht van de stad ontsieren. Aan de andere kant geniet hij van al het moois dat Leuven te bieden heeft en legt hij zich langzaam maar zeker neer bij wat hij aanvankelijk beschouwde als een verbanning naar een provincienest.

Wie Leuven een beetje kent, ziet voor zijn geestesoog de personages door de straten lopen alsof een film zich ontrolt. Maar ook voor wie nooit een voet in Leuven heeft gezet, bieden de rake beschrijvingen van de historische binnenstad met haar middeleeuwse stratenpatroon, haar eindeloze reeks studentenkroegen en haar academische instellingen een uitstekend middel tot kennismaking met deze eeuwenoude universiteitsstad.

Opvallend aan Claes' romans is dat de covers van zijn boeken telkens opgesierd worden door een kunstwerk uit het Leuvense. In het geval van De zaak Torfs is dat het beeld 'De Gehangene' van Peter Vanbekbergen; bij De blinde vlek gaat het om 'De ontvoering van Europa' door Rik Poot. De kunstwerken zijn niet louter om hun esthetische kwaliteiten gekozen. Op de eerste plaats verwijzen zij naar de stad waarin het verhaal zich afspeelt en daarnaast houden zij op de één of andere manier verband met de intrige.

Jo Claes koos Leuven uit als locatie nadat vrienden er hun beklag over hadden gedaan dat steden als Brugge, Antwerpen en Mechelen allemaal aan bod kwamen in de Vlaamse misdaadliteratuur, maar dat Leuven in de kou bleef staan. Volgens de auteur vormt de stad nochtans een perfecte locatie voor dit soort verhalen. Qua grootte niet meer dan een gemiddeld Vlaams stadje, overstijgt Leuven haar provinciaal karakter dankzij de universiteit, de historische rol die zij eeuwenlang heeft gespeeld en de vele duizenden studenten die er jaarlijks neerstrijken. Een beetje, vindt de auteur, zoals Oxford in Engeland. Hoe dan ook, sinds Thomas Berg zijn intrede deed in de misdaadliteratuur, staat Leuven nu eindelijk op de criminele kaart van Vlaanderen.

[bron: http--www.jo-claes.be/joclaes.html]

Jo Claes' schrijversloopbaan begon met De stenen toren dat werd bekroond met de Debuutprijs. Hij schreef een aantal novelles en (misdaad)romans en publiceerde bestsellers over mythologie, hagiografie en iconografie. In 2008 verscheen zijn eerste misdaadroman over de Leuvense inspecteur Thomas Berg, De zaak Torfs. Met De mythe van Methusalem won hij de Hercule Poirot-publieksprijs 2014 en De Gouden Strop 2015 gewonnen.

[bron: https--www.boekbeschrijvingen.nl]

Jo Claes woont en werkt in Leuven. Hij schreef een aantal novelles en (misdaad)romans en publiceerde bestsellers over mythologie, hagiografie en iconografie. Zijn schrijversloopbaan begon met De Stenen Toren dat werd bekroond met de Debuutprijs. In 2008 verscheen zijn eerste misdaadroman over de Leuvense inspecteur Thomas Berg, De zaak Torfs. Met dit boek kreeg hij de smaak van het spannende genre te pakken, want daarna volgden De blinde vlek, Dood in december, Het oog van de naald, Tot de dood ons scheidt,Getekend vonnis. Zijn daaropvolgende Thomas Berg-roman De mythe van Methusalem, heeft de Hercule Poirot-publieksprijs 2014 en De Gouden Strop 2015 gewonnen.

Ook de media weet zijn misdaadverhalen te waarderen:

'Een stilistisch sterke politieroman, die een gedegen kennis van en liefde voor de stad Leuven verraadt,' schreef Gazet Van Antwerpen over Dood in December.

'Een reeks misdaadromans die met elk deel dat verschijnt boeiender wordt.' John Vervoort, Cobra.be

'Rustige vastheid en een beheerst ritme: met die kwaliteiten leerde Claes zijn volk nadrukkelijk lezen.' Lukas De Vos, Knack Focus

Meer info: http--www.jo-claes.be/

[bron: http--www.houtekiet.be/auteurs/p/detail/claes-jo]

Misdaadauteur Jo Claes waagt zich aan broeder(on)min en homofilie [2016-03-15]

Europakenner

'Voor wie de klok slaat', al het 9de Berg-mysterie van de gereputeerde thrillerauteur Jo Claes, kan thrillerrecensent Lukas De Vos aanraden, al liggen een zeker sentimentalisme en een belerend toontje op de loer.

Beheerste ambitie, dat is het waarmerk van de negen misdaadromans die Jo Claes al heeft afgeleverd. Ambitie die getrimder en steviger onderbouwd is dan de biografieën die op internet over hem verschenen. Om maar iets te zeggen: volgens Wikipedia is hij geboren op 29 juli 1955, volgens DBNL op 28 februari 1956. Betrouwbaar is anders. Dan liever een meticuleus uitgewerkte plot, een herkenbare setting (de stad Leuven), "ronde" personages, en een bijna nadrukkelijk uitgewerkte verhaalsontwikkeling. En een omslag dat altijd een plaatselijk kunstwerk toont met een doorslaggevende rol in de roman.

Middeleeuwse Jacquemart

Claes' nieuwste thriller Voor wie de Klok Slaat (Houtekiet) - de titel verwijst naar Ernest Hemingway's For Whom the Bell Tolls (de vroegste Nederlandse vertaling droeg als titel: Voor Wie de Klok Luidt) - heeft echter weinig vandoen met het tragische oorlogsverhaal in de Spaanse Burgeroorlog. Als er dan toch een overeenkomst is, dan is het de onontkoombare dood en de al dan niet zelfgezochte en even onvermijdelijke zelfmoord in een opengebarsten conflict. De flap toont de Jacquemart, een houten of gietijzeren automaat die de klok slaat. Het mechanisme gaat terug tot de veertiende eeuw (met de voor Vlaanderen rampzalige Slag bij Westrozebeke en de roof van de belfortklok van Kortrijk). De Jacquemart (wellicht een naamsverbastering van de Vlaamse beeldhouwer Jacques Marc) slaat langs buiten, niet als een klepel van binnenin - het heeft zijn belang bij de ontrafeling van een complot dat een heel andere, persoonlijker wending neemt dan het schijnbaar politieke uitgangspunt van deze thriller.

Het is op het bonzen van die klok dat de rector van de Universiteit van het Oegandese (de onzin om in het Nederlands steevast het anglofiele Uganda te gebruiken irriteert mij met de dag matelozer) Kampala wordt doodgeschoten terwijl hij bij de opening van het akademiejaar vooraan loopt bij de traditionele "optocht der togati", de akademische verkleedpartij met toga en baret van het onderwijzend personeel. Grote zorgen voor hoofdinspecteur Thomas Berg die moest instaan voor de veiligheid (en in de ban raakt van 's mans petekind Tatyana, de assistente van de rektor). De rector loopt naast de rector van Leuven zelf, die als bij wonder niet geraakt wordt. Want was hij niet het echte doelwit ? En waarom worden er twee kogels gevonden, die uit een heel andere hoek geschoten werden ? Als dan nog blijkt dat de rector een rivaal-tweelingbroer heeft, die dezelfde academische bekroning nastreefde, en een derde flink gespierde maar onbetrouwbare kandidaat zich terugtrok en ontslag nam na de verkiezing, blijken er ineens verschillende paden open te liggen. Soms teveel paden, wat Claes handig oplost door geregeld een personage weg te moffelen of kwansuis te laten verdwijnen.

One of the boys

Van sommige personages is dat onverwacht. Zo raakt Bergs collega Meulenaar dodelijk getroffen in een schietgevecht met de dader van de moord. Verstandig en natuurlijk om uitgeputte personages te vervangen door nieuwe figuren, in deze door de mannelijke butch Lou, in haar onafscheidelijke jekker, zonder handtas of verfijnde manieren. She's really one of the boys. Maar in de loop van het verhaal raken andere personages vrijwel ongemerkt op de achtergrond, en verwasemen in het uitgerafelde onderzoek.

Berg schrikt er niet voor terug te gokken. Met maar één doel voor ogen: te denken zoals het eigenlijke brein van de verschillende moorden redeneert. Meer dan ooit, meer zelfs dan in het gelauwerde De Mythe van Methusalem (Publieksprijs Hercule Poirotprijs, Gouden Strop 2015), verschuift de oplossing van de misdaad naar de perceptie van misdadigheid, het drijfverenonderzoek, en dus naar de trial and error van Berg en zijn ploeg tegen de krachtigste achtergrond die er is: het intraveneuze leven van de stad. Het maakt de personages krachtiger dan ooit. Berg wint nog aan sterkte door de rol van onderzoeksrechter Hove af te zwakken - in vorige verhalen was die de knorrige man op de rem, want nu tracht Berg zich eerst aan zijn opdracht te onttrekken "met het argument dat hij geen enkele ervaring had met ordehandhaving". En een nevenplot eist al zijn aandacht op, gewelddadige overvallen op mannen van vooraan in de dertig. Ze zullen stilaan versmelten.

Homofilie

Claes ontwikkelt op gevoelige, en toch bedachtzame wijze het andere hoofdthema dat de verhaalsontwikkeling schraagt: de houding tegenover homofilie. Die zorgt nog altijd voor drama's, in families (de rector heeft tweelingkinderen, alweer; de zoon pleegt zelfmoord, de dochter zint op vergelding), in sociale verhoudingen, in de politiek. De vervolging van homo's in Oeganda is een lekker meegenomen uitgangspunt. Berg zoekt met andere woorden een Nemesis, een wraakengel, die 's nachts zijn/haar gram komt halen. Op bescheiden manier tracht Claes hedendaagse (misdaad)mythes te koppelen aan het eeuwig menselijke, zoals het al in de Griekse overlevering was vastgelegd. Hij is niet bang om klassieke voorbeelden op te diepen. Richtinggevend is het beeld van Leda en de Zwaan, dat akelig de onzekerheid en de onontkoombare doem van het weten suggereert. Leda, de vrouw van de Spartaanse koning Tyndareos, werd door oppergod Zeus verleid. Hij had zich in een zwaan veranderd. Ze werd zwanger maar had dezelfde nacht nog gemeenschap met haar echtgenoot, zodat onduidelijk was wie de vader van de dubbele tweeling was die ze baarde.

Liegen Kretenzers altijd?

Soms vertrouwt Claes iets te veel op Wikipedia voor zijn informatie. Om de rector tot openhartigheid te dwingen haalt Berg een uitspraak aan van de Griekse wijsgeer Epimenides (6e eeuw voor Kristus). "Van hem is het beroemde citaat: Alle uitspraken van alle Kretenzers zijn altijd gelogen. (...) Het probleem is dat Epimenides ook een Kretenzer was". De uitspraak is letterlijk uit de Wikipedia-tekst gehaald, maar is in feite al een interpretatie van de Griekse tekst: Krètes aei pseustai ofte Kretenzers liegen altijd. Toegegeven, de originele teksten van Epimenides zijn ofwel verminkt, ofwel uit de tweede hand, ofwel gewoon flarden (zoals bij Herakleitos). De paradox komt bij geschiedkundige Diogenes Laërtius niet ter sprake. De meest voor de hand liggende aanhaling komt uit een brief van de apostel Paulus aan Titus (1:12): "Een van hun eigen profeten, zelf een Kretenzer, heeft gezegd: 'Kretenzers zijn onverbeterlijke leugenaars, kwaadaardige beesten, vadsige uitvreters'". Paulus had de Griekse logica allicht niet begrepen. Maar de paradox van de leugenaar is een eindeloze, onoplosbare keten van wederspreukigheden. "'Kretenzers liegen altijd', zei de Kretenzer". Zei hij de waarheid, dan ontkracht hij zijn eigen uitspraak. Liegt hij, dan is het gezegde onwaar.

Claes past het gezegde wel knap toe op de ondervragingstechieken van de politie. De kunde bestaat erin iemand zover te krijgen dat hij verstrikt raakt in tegenstrijdigheden. Maar Claes beseft ook de onvolmaaktheid van het woordenspel. Daarom legt hij een tweede laag op de dialogen: die van het bedrog, de afspraken die gemaakt worden tussen verdachte en ondervrager om in ruil voor een afgezwakte aanklacht toch informatie prijs te geven. Even schijnheilig, maar nuttig genoeg om een zaak tot een goed einde te brengen.

Menselijkste misdaadroman

Met Voor Wie de Klok Slaat heeft Jo Claes met voorsprong de menselijkste misdaadroman gemaakt die hij ooit geschreven heeft. Valt hij af en toe terug op een wat belerende toon (de leraar in hem zal nooit verdwijnen), dan komen zowel de stad als de duistere kant van de mensen die haar bewonen op authentieke manier naar boven. Het minst geslaagde is de ontluikende liefdesgeschiedenis tussen Berg en Tatyana, maar hij opent wel perspectieven voor komende reizen van de inspecteur. En Claes hoedt zich gelukkig voor expliciete beschrijving van seksscènes, het zwakke, vaak lachwekkende punt van de helft der Vlaamse thrillers. Dat hij daarentegen terugvalt op het sentimentalisme van Herman De Coninck is geen beginnersfout, maar een onderschatting van de lezer - de afscheidsrede voor Meulenaer is eigenlijk gewoon een omkering van de parabel der talenten. De bijbel heeft geen romantisch ontspoord dichter nodig om heldere boodschappen mee te geven.

Vertwijfeling, angst, moeizame zelfbeheersing en zwakheid zijn de echte kenmerken van de mens in zijn omgeving. Het maakt ze herkenbaar, lankmoediger, en begripvoller. Daarin is Claes optimaal geslaagd. En dus kun je ook deze roman alweer met stip aanbevelen.

Lukas De Vos [bron: https--www.knack.be/nieuws/boeken/misdaadauteur-jo-claes-waagt-zich-aan-broeder-on-min-en-homofilie/article-review-678367.html]

35 jaar schrijversschap: Jo Claes [2020-08-28]

Pieter SERMEUS, stadsgids bij Leuven Plus, volgt Jo Claes al van zijn eerste boek en verzorgt, samen met collega gids Marleen Roymans, de rondleiding:" In de voetsporen van Thomas Berg" langs een selectie van locaties die aan bod komen in deze misdaadromans. Hij gaat met de auteur in gesprek over zijn schrijversschap en zoveel meer.

Jo Claes, je bent dit jaar 35 jaar schrijver, hebt meer dan 40 werken op je palmares. Dit combineerde je met een job als leerkracht . Was dit een evenwichtige balans of een moeilijke combinatie?

Eigenlijk niet, het was een bewuste keuze. Ik heb collega's die dromen om fulltime schrijver te worden. Dat heb ik nooit gewild want het houdt het gevaar in dat je rond je eigen navel begint te draaien. Je moet met het ene been in het werkelijke leven staan en met je andere been onder de schrijftafel zitten. De vrije tijd waarover je als leerkracht beschikt, heb ik gebruikt om te schrijven, een ideale combinatie. Ik ben een ochtendschrijver en later in mijn schoolcarrière gaf ik vooral in de namiddag les om in de voormiddag te kunnen schrijven.

Was je van jongsbeen af geïnteresseerd in literatuur of is dat mettertijd ontstaan?

Nee, ik was altijd een leesmachine en geïnteresseerd in verhalen. Ik wist al heel jong en heel beslist, ik denk ergens rond mijn twaalf jaar, dat ik schrijver wou worden.

Ben je dan daarom letteren aan de universiteit gaan studeren?

Ik ben Germaanse filologie gaan studeren net voor die literaire achtergrond. Specifiek Engel/Duits. De literaire achtergrond van mijn eigen taal, dacht ik, zou ik mezelf wel aanleren. Niet met de bedoeling om les te geven. Maar dan komen de rekeningen en moet je iets doen. Vergeet niet, ik ben uitgekomen in 1978 met de gevolgen van de oliecrisis van die tijdsperiode. Er was zo goed als geen aanbod voor werk. Je kon de straten dweilen met germanisten. Zo ben ik dan in het onderwijs beland, wat ik altijd heel graag heb gedaan.

In 1985 maak je dan je debuut als schrijver met de verhalenbundel 'De stenen toren'.

Ik had al heel wat kortverhalen geschreven en gepubliceerd in literaire tijdschriften. Ik wilde 'per se' debuteren voor mijn 30e, dat was een kleine weddenschap met mezelf. Wat op twee maanden na net niet gelukt is, ik debuteerde in september en ben jarig in juli.

In 1986 krijg je de Prijs voor het Beste Debuut. Wat deed dit met jou? Was het een erkenning?

Jazeker, het is de eerste keer dat je publiceert bij een officiële uitgeverij, dat is al een grote stap en een hele hindernis om te nemen. Een mooiere start kon ik me niet dromen.

Nadien volgen 'De dwaling (1986), Postume dood (1987) en andere romans tot 'De Val' in 1996. Geschreven in traditioneel realisme, met gebruik van magische of op zijn minst fantastische elementen?

In de eerste twee of drie boeken, maar nadien zijn er geen fantastische elementen meer.

Heb je die stijl, het magisch realisme, bewust nagestreefd?

Nee, dat was helemaal niet bewust, ik heb daar niet naar gestreefd. Wat je schrijft, dat lees je zelf graag, het omgekeerde geldt ook. Ik was als student gecharmeerd door bijvoorbeeld een Hubert Lampo met of een Johan Daisne. In het begin zal dat wat invloed uitgeoefend hebben. Gaandeweg, na enkele boeken, is dat fantastische weggevallen.

Je hebt in een interview eens gezegd dat je gebruik maakt van de vertelwijzen van Shakespeare en Dante. Gebruikte je deze iconen als voorbeeld om hedendaagse literatuur te creëren of eerder als streefdoel of ijkpunt voor jezelf?

Nee, wat mensen als Shakespeare en Dante doen, lees maar een Shakespeare of zeker de 'Divina Comedia is voortdurend refereren aan bestaande werken. Ze maken gebruik van intertekstualiteit. Literatuur onderscheidt zich van lectuur door een zekere intertekstualiteit. Je ent je op wat er is en gaat voort in dezelfde traditie. Daar hecht ik belang aan en daarom pas het toe in mijn misdaadromans.

Dan kom je bij je tweede uitgever terecht na discussie met je eerste over een herdruk. Die deelde met jou de belangstelling voor christelijk immaterieel erfgoed. Een reeks werken over mythologie, hagiografie en iconografie volgden. Over heiligen en hun voorstelling in de kunst. Zo ben je een achttal jaar niet bezig geweest met romans.

Waarom veel tijd in een roman steken als slechts een bepaald aantal mensen het leest? Dat werkte demotiverend. Ik had het een beetje gehad met literatuur. Ik besloot een pauze in te lassen, we zien wel wat er komt. Dan kreeg ik een contract aangeboden voor een non-fictie werk. Van één boek kwam een tweede, ... zo ben ik meerdere jaren daarmee bezig geweest. Maar eens fictieschrijver, altijd fictieschrijver. Het begon te wringen. En ja, dan is er een weddenschap met mijn dochters geweest in Turkije om een misdaadroman te schrijven, iets wat ik nog nooit had gedaan.

Daar wil ik nog toe komen. In die periode heb je de kans gehad samen te werken met mensen dicht bij jou zoals onder andere Alfons Claes, jouw oom. Hadden jullie dezelfde interesse?

Mijn oom heeft mij in die materie grootgebracht, was mijn mentor hierin. Ik ging als jongetje met hem mee naar antiekmarkten. Hij verzamelde heiligen in biscuit of porselein. Die heiligenlevens zijn een ongelooflijke schat aan verhalen die de meeste mensen vergeten zijn. Eén van de redenen waarom ik deze non-fictie boeken geschreven heb. Zo ben ik in die materie getuind, ik val altijd door toeval van het een in het ander.

In deze reeks komt er in september 2020 nog een boek uit: 'Dubbelgangers en tegenhangers'.

Het gaat over de overeenkomsten die je hebt tussen de Grieks-Romeinse mythologie enerzijds en de Bijbel anderzijds. Driekwart van ons kunstpatrimonium is gebouwd op deze tradities. Als de mensen de verhalen niet meer kennen dan weten ze niet wat ze zien.

Dit brengt ons naar 2007, de volgende wending in je carrière. Je werd uitgedaagd door je dochters tijdens die vakantie. Vertel even kort dit verhaal voor de lezers.

Kort samengevat: de weddenschap was dat ik een misdaadroman zou schrijven, binnen het jaar, die zich in Leuven zou afspelen en zo geschreven zou zijn dat er een vervolg kon komen. We hebben voor een fles Veuve Clicquot gewed, niet toevallig Thomas-Bergs lievelingschampagne. Het boek had onmiddellijk succes. Tot mijn eigen verrassing schreef ik dat graag omdat het opnieuw fictie was en omdat het bedenken van een plot een interessant gegeven is. Er kwam een vervolg en het is uitgegroeid tot een reeks. Maar het is iets waar ik ben ingetuind, het was niet gepland.

Elk jaar komt er zo een Thomas Berg uit.

Mijn lezers zouden zeer ontgoocheld zijn als er niet elk jaar een boek uitkwam. Meer zelfs, ze zouden liever hebben dat ik er twee schreef. Wel dat wil ik met opzet niet. Ik steek te veel tijd in een roman om er twee te kunnen schrijven op een jaar. Zou ik het toch proberen dan wordt het, vrees ik, bandwerk en lijdt de kwaliteit eronder. Dus hou ik het op één Thomas Berg per jaar.

Ondertussen heeft onze Leuvense inspecteur zijn plaats verworven, behoor je tot de top 3 in Vlaanderen qua verkochte boeken en hebt een vaste schare van fans. Dit succes moet deugd doen?

Ja en mijn lezers groeien nog altijd. Dat doet me ongelooflijk veel plezier en is een motivatie om verder te gaan. Ik heb het altijd gezegd dat er twee redenen zijn om met de reeks te stoppen. Ofwel omdat mijn lezers afhaken, ofwel omdat Thomas Berg mij begint te vervelen, want dan verveel ik hen.

Ondertussen is Thomas Berg als figuur geëvolueerd. Had je bij de start een beeld van wie hij was?

Ik heb daar lang over nagedacht. Het mocht absoluut geen doorsnee figuur zijn, maar eerder iemand van uitersten. Enkele voorbeelden: hij heeft absoluut geen geduld maar tegelijkertijd kan hij zich wekenlang vastbijten in een zaak. Hij is tamelijk bazig naar zijn team toe maar als ze hem nodig hebben dan staat hij daar. Hij is ongelooflijk geïnteresseerd in vrouwen maar heeft er voortdurend problemen mee. Hij heeft aparte hobby's: hij verzamelt antiek klein zilver, hij kweekt orchideeën, hij is een connaisseur van Franse en Italiaanse wijnen, hij is een goede kok (wat hij trouwens geregeld gebruikt om vrouwen te imponeren) en hij weigert om achter het stuur van een auto te kruipen, onpraktisch in zijn beroep (het verhaal hierachter lees je in boek 12) en hij weigert de krant te lezen. Dus ja, ik heb goed nagedacht over met welk type man ik in zee wilde gaan. In het begin was dat voor mij ook nog een nobele onbekende maar gaandeweg, in maart 2021 komt boek 15 uit, ken ik hem door en door.

Is zijn karakter mee geëvolueerd of misschien meer uitgediept?

Je moet oppassen met te denken dat het karakter meer uitgediept is. Vergeet niet, het is de lezer die zich een beeld vormt, boek na boek, op lichte aanwijzing van de schrijver, kleine gebeurtenissen, kleine details in het verhaal. Op het einde van een lezing vraag ik dikwijls:" Hoe ziet Berg er nu eigenlijk uit?" Dan krijg je de meest uiteenlopende antwoorden terwijl dit nergens beschreven staat, met opzet. Ik wil dat iedereen hem ziet zoals hij of zij hem ziet.

Misdaadverhalen hebben een lange traditie en volgen een aantal afspraken en regels eigen aan het misdaadgenre.

Wel, ik ben de eerste om daar mijn voeten aan te vegen. Lees er de eerste werken op na. Je bent al zo'n 100 bladzijden ver voor er een moord is gebeurd. Dat is absoluut 'not done'.

Je volgt bewust niet de regels van een klassiek detectiveverhaal (stap één de kennismaking met de detective, stap twee de moord , stap 3 het onderzoek, enz....) maar je legt jezelf wel een bepaalde werkvorm op: Berg voert het moordonderzoek uit, je krijgt bepaalde elementen mee, de lezer gaat samen met inspecteur Berg op zoek naar de dader,...

Oh, ik heb al boeken geschreven waarbij de lezer lang vooraf wist wie de dader was. Dit is een element, een variabele, waarmee ik werk. Ik wil absoluut geen vast stramien.

Kijk, het boek dat in maart 2022 uitkomt, is weer anders. Het gaat eigenlijk over een film. Ik gebruik wel vaker een artistieke discipline op de achtergrond zoals met het boek dat zich afspeelt binnen de beeldhouwkunst of beter gezegd de restauratie ervan.

Je kiest een setting en die mag variëren doorheen de reeks

Liefst wel, of beter juist wel. Ik ben al gebonden aan Leuven. Af en toe springen we uit die kleine omgeving naar bv., Amsterdam doordat Thomas daar iets moet opzoeken. Het laatste boek begint in Verona en Padua maar komt dan naar Leuven afgezakt want dat is de jurisdictie van Thomas Berg.

Binnen die variaties en restricties is het niet altijd makkelijk om je verhaal te concipiëren?

De plot, dat is het moeilijkste deel, daar staat of valt het geheel mee. Verder moet het spannend zijn, meeslepend en blijven boeien. De plot bedenken vind ik het moeilijkste, niet het schrijven op zich. Dat zit in je vingers, dat ken je.

Je werken zijn geen thrillers maar een eigen genre, de misdaadroman. Waarmee onderscheidt de misdaadroman of jouw werk zich?

In de wereldliteratuur zijn er niet veel werken die die naam 'literaire thriller' waard zijn, maar denk aan 'De naam van de Roos' van Umberto Eco of 'Het parfum' van Patrick Süskind. De term 'literaire thriller' is bedacht door uitgevers want dat verkoopt, het is spannend, gebaseerd op vaart, op sensatie, op bloederige toestanden, ... . Er is veel minder interesse voor de psychologische achtergrond, laat staan voor filosofisch onderwerpen of voor intertekstualiteit. En dat is eigen aan de literatuur, aan de roman. Ik ben germanist van opleiding, geboeid door literatuur. Ik schrijf een roman volgens de regels van de kunst maar waar een moord in gebeurt.

... en in je eigen stijl.

Stijl is voor mij belangrijk en dat is ook een onderscheid met de meeste thrillers waar het stilistisch aspect niet zo belangrijk is. Er wordt nog steeds onnodig een onderscheid gemaakt tussen literatuur en spannende boeken. Je vindt misdaadromans of thrillers in een bibliotheek of boekhandel niet bij de Nederlandse literatuur maar in een apart rek onder de noemer 'spannende boeken'. Je kunt spannende boeken op een literair verantwoorde manier schrijven. Dat probeer ik tenminste...

Je hebt je hoofdfiguur Thomas Berg en daarnaast de nevenfiguren met soms hun eigen verhaal.

De nevenpersonages, zoals zijn team, hebben een ondersteunende rol en zijn onmisbaar in het verhaal. Soms wordt een deel van het verhaal vanuit één van hen verteld. Zo is er 'Tot de dood ons scheidt' dat voor een stuk vanuit Coens' standpunt wordt verteld of 'Het gewicht van de haat' vanuit dat van Wenderickx. Bij het boek dat volgend jaar verschijnt, wordt een heel deel vanuit Lous standpunt geschreven. Ik laat hen wel geregeld aan bod komen, dit geeft me de gelegenheid om iets over hun achtergrond, psychologie en dagelijkse problemen te zeggen.

Dat je boeken goed onthaald werden, lezen we in de recensies, hierbij enkele quotes:

- 'Een stilistisch sterke politieroman, die een gedegen kennis van en liefde voor de stad Leuven verraadt.' Gazet Van Antwerpen over Dood in December.
- 'Een reeks misdaadromans die met elk deel dat verschijnt boeiender wordt.' John Vervoort op Cobra.be
- 'Rustige vastheid en een beheerst ritme: met die kwaliteiten leerde Claes zijn volk nadrukkelijk lezen.' Lukas De Vos, Knack Focus

Ja, dat ik ook heb gelezen, met dank aan Lukas. Dat laatste is een voorbeeld van intertekstualiteit, met een knipoogje naar Conscience.

Bij de zevende Thomas Berg, 'De mythe van Methusalem', val je in de prijzen.

Ik was in 2013 genomineerd voor de Gouden strop en de Diamanten Kogel voor 'Getekend vonnis'. Met boek zeven in 2014 was ik genomineerd voor de Hercule Poirotprijs en opnieuw voor de Gouden Strop die ik dan won. En in 2017 met 'Het gewicht van de haat' nogmaals de Hercule Poirotpublieksprijs .

Voor dit laatste, maar ook in andere werken, is er heel wat research aan voorafgaan.

Ik heb nooit meer research gedaan dan voor de 'Mythe van Methusalem. Ik dacht met Leuven als universiteitsstad dat het tijd werd om eens een wetenschappelijke achtergrond te nemen voor deze roman. Dat heb ik mij beklaagd. Te meer omdat ik nog stamcelonderzoek heb gekozen, iets waar ik niks vanaf weet en wat nog in de kinderschoenen staat. Er mag geen steekje los zitten, het moet perfect kloppen, zeker als het over wetenschap gaat. Dit resulteerde in enorm veel research en een andere werkwijze voor dit boek alleen. Als ik een paar hoofdstukken klaar had, heb ik die laten lezen door een vriend en een wetenschapper. Dat boek heeft mij een volledig jaar gekost om het te schrijven, met de research erbij en het bedenken van de plot. Maar goed, dan komt de beloning met die prachtige prijzen.

Is Leuven de achtergrond, het canvas waarop het verhaal zich aftekent?

Door die weddenschap moest het verhaal zich in Leuven situeren. Niet als decor, als achtergrond. Neen, ik wilde dat Leuven een nevenpersonage is dat ertoe doet. Dat is de reden ook waarom ik een beeld op de cover zet, niet enkel om een link te leggen met de stad maar omdat het ook van belang is voor het verhaal.

Dus de stad is een reëel gegeven in je roman dat je natuurgetrouw gaat beschrijven.

Ja, absoluut, tot in de puntjes beschreven.

Leuven, de stad waar je in 1973 aanbelandt om te studeren, de stad waarin je leeft en werkt tot en met vandaag. Wat heeft je zo aangetrokken in deze stad?

Het is heel gek. Ik kwam hier toe op mijn 18de op mijn brommer. Ik weet nog dat ik stopte aan de toenmalige rode lichten van de Brusselsestraat naar de Grote Markt. Ik keek om me heen en had het gevoel van liefde op het eerste gezicht, alsof ik hier geboren en groot geworden ben en dat is nooit overgegaan. Ik voel mij hier thuis, zoals ik me nergens, niet in Hasselt waar ik schoolliep of in mijn geboortedorp, thuis voel. Zelfs al was het een element van die weddenschap, ik had sowieso Leuven genomen omdat ik de stad door en door ken en van er met kennis van zaken over kan spreken.

Thomas Berg noemt het in het begin een 'provinciegat'.

In het eerste boek zegt ie dat omdat hij gedwongen is van Brussel naar Leuven, in vergelijking een zakdoek groot, te muteren. Hij was vervreemd van de stad. Iemand die hier na 20 jaar terugkomt, herkent de stad niet meer. Voor Thomas is het niet zozeer een mutatie, eerder een degradatie. Hij heeft niet al te beste herinneringen aan Leuven, zie boek 12. Deze gedwongen terugkomst ontlokt bij hem dan die uitspraak, eigenlijk meer uit ressentiment. Maar al snel wordt hij er opnieuw verliefd op.

En wandelt rond in zijn stad en tussendoor hoor je kritiek.

Wel, hij foetert geregeld op het monumentenbeleid in de stad uit ontgoocheling. Ik heb hem ergens laten zeggen: "Hoe is het mogelijk dat een stad die al zoveel heeft verloren door twee wereldoorlogen op een dergelijke slordige manier kan omgaan met zijn historisch erfgoed?" Of dat nu gaat over de ringmuur aan de achterkant van zijn tuin, het Handbooghof of over het kerkhof waar met bulldozers ons funerair erfgoed wordt weggeveegd, Het bewijst net dat hij echt met die stad inzit. Anders maakt hij zich daar niet druk over.

Thomas Berg geniet regelmatig van een goed glas wijn of een goeie maaltijd, dewelke hij zelf bereidt. Kookt Jo Claes?

Ja ik kook, anders zou ik het niet kunnen beschrijven. Wat hij gemaakt heeft, heb ik ook ooit gemaakt. Ik heb trouwens gehoord dat er lezers zijn die het allemaal nakoken.

Fans vragen zich af wat de gelijkenissen of verschillen zijn tussen Jo Claes en Thomas Berg.

Dat is inderdaad zo. Maar je mag nooit een schrijver verwarren met zijn personage. Met 15 romans is het onmogelijk dat er niks van jezelf in kruipt. Je gebruikt herinneringen, fait-divers, anekdotes, dingen die er in je vriendenkring zijn gebeurd of in je eigen leven.

Recent ook heb je 'het Kaïnsteken', verschenen in 1994 herwerkt en uitgebracht. Wil je aanknopen bij het verleden, met de roman zelf?

Toen het uitkwam en al snel was uitverkocht, heeft mijn vorige uitgever geweigerd het te herdrukken. Het beste werk wat ik ooit heb geschreven en het heeft nooit de kans gekregen die het verdiende. Daarom wou ik het heruitbrengen. Maar toen ik het teruglas dacht ik, ik kan dat nu beter. Niet verwonderlijk, in 26 jaar tijd heb je als schrijver veel geleerd. Ik heb het dan herwerkt en opnieuw uitgegeven.

Daarna heb je nog een andere roman uitgebracht namelijk 'Spiegelgevechten'.

Ik ben er als de dood voor dat het schrijven van 'Thomas Berg' boeken routine wordt. Ik heb me voorgenomen om af en toe nog eens een gewone roman te schrijven, net om routine te vermijden. Daarom ben ook begonnen met die jeugdromans. Anderzijds, ik kan niet een Thomas Berg schrijven en de week daarna de volgende beginnen. Ik moet afkicken, uit de plot weg raken om een ander te kunnen bedenken. Het beste is een tijdje met iets anders bezig zijn.

En in die reeks van jeugdromans komt in september nummer vier uit.

Het verhaal hierachter start bij mijn goede vriend, Lucas Vander Velpen van de bekende Leuvense boekhandel 'de Kleine Johannes'. Die zeurde al een jaar van "Schrijf toch eens een jeugdroman". Ik had daar nog nooit aan gedacht en wist niet of ik dat kon. Het is een heel ander genre, het is schrijven op een ander niveau. Maar dan was ik klaar met een Thomas Berg, had tijd, dus ik dacht waarom het niet proberen, we zien wel.

Inspiratie genoeg vanuit je eigen loopbaan als leerkracht.

Hier moet ik geen research voor doen. Ik kan putten uit ervaringen, herinneringen en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens mijn onderwijscarrière.

Hoe ziet Jo Claes zijn toekomst? Al schrijvend, al genietend?

Het ene staat het andere niet in de weg. Ik zou niet van het leven genieten als ik niet meer kan schrijven. Ik ben een ochtend-schrijver. Het eerste wat ik 's morgens doe als ik uit de badkamer kom en koffie hebt gezet, is achter mijn tekstverwerker kruipen. Hoe ziet de toekomst eruit? Met drie woorden: nog van dat.

Nu, eens komt er een eind aan. Niemand schrijft tot aan zijn dood. Ik weet het niet, we zullen wel zien. Als je misdaadromans schrijft, dan is dat een ongelooflijk puzzel. Kan je dat nog op je 75? Ik hoop het. Kan je dat nog op 85? Ik betwijfel het.

Tussendoor herwerk je dan nog vroegere werken over Griekse sagen of Romeinse legende?

Ja dat is dan een samenvatting of herwerking van eerdere werken die uitverkocht zijn omdat er bij het publiek vraag naar is of de uitgeverij het op deze manier opnieuw wilt uitbrengen. Daar kruipt ook tijd in.

Zijn alle dagen schrijfdagen?

Als ik met research bezig ben niet, als ik een plot in elkaar steek ook niet, maar dan ben je ook met het boek bezig. Ik ben 350 op 365 dagen aan het schrijven, elke ochtend en heb 2 weken vakantie. In de namiddag of 's avonds doe ik vaak nog dingen die daarmee te maken hebben: een interview, een signeersessie, een lezing, drukproeven nakijken,... Dit is een fulltime job geworden, zeker als je twee lopende reeksen hebt en af en toe een non-fictie boek of een gewone roman.

Je bent onlangs verjaart en bij een verjaardag horen bubbels. Mag ik je deze fles cava overhandigen.

Dank je wel

Trouwens, krijg je bij elke Berg die verschijnt nog steeds een fles champagne?

Van mijn dochters krijg ik nog altijd een fles Veuve Clicquot. Het is een traditie geworden.

Jo, bedankt voor dit interview.

Pieter SERMEUS, stadsgids bij Leuven Plus [bron: https--www.leuvenleest.be/uitgelicht/35-jaar-schrijversschap-jo-claes]
Numéro de l'annonce: m2108510435