De wegen der vrijheid (omnibus)|Jean-Paul Sartre 9060197348

€ 29,00
Enlèvement ou Envoi
Verzenden voor € 4,94
161depuis 3 mai. '24, 18:52
Partager via
ou

Caractéristiques

ÉtatComme neuf
OrigineEurope autre
Année (orig.)1981
AuteurZie beschrijving

Description

||boek: De wegen der vrijheid (omnibus)|De jaren des onderscheids|Het oponthoud|De dood in het hart|Bert Bakker

||door: Jean-Paul Sartre

||taal: nl
||jaar: 1981
||druk: 23e|17e|18e druk
||pag.: 989p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw

||isbn: 90-6019-734-8
||code: 1:000331

--- Over het boek (foto 1): De wegen der vrijheid (omnibus) ---

Jean-Paul Sartre, De wegen der vrijheid - Drie boeken in één band:

  • De jaren des onderscheids
  • Het oponthoud
  • De dood in het hart

[bron: https--www.bol.com]

De vele mensen die in deze trilogie voorkomen, zoeken hun eigen weg naar de realisering van de vrijheid in hun leven.

In het eerste deel gaat 't voornamelijk om Matthieu, een intellectueel die in persoonlijke moeilijkheden is geraakt doordat zijn maitresse waar hij niet meer van houdt, zwanger is geworden. De vrijheid houdt voor hem in dat hij een keuze, die altijd vuile handen veroorzaakt, moet doen.

Het tweede deel belicht meer de politieke keuze voor de vrijheid: het speelt zich af rond de mobilisatie voor W.O. II.

In het derde deel is de oorlog uitgebroken en heeft Frankrijk de slag, verloren: wat houdt dan het vrijheidsbegrip in? Het is een boeiende, soms wat moeilijke roman, waarin vele personen op de situatie en op elkaar reageren. Die lezer die op de hoogte is van Sartre's filosofie zal de denkwereld niet vreemd voorkomen.

Een goede vertaling die het mogelijk maakt dat de niet-Frans-lezer Sartre leert kennen.

[bron: https--www.hebban.nl]

Les Chemins de la liberté (Nederlands: De wegen der vrijheid) is een reeks romans van Jean-Paul Sartre. Hoewel Sartre het bedoelde als een tetralogie, bleef het werk onvolledig met slechts drie van de geplande vier delen. Toen hij in 1938 begon aan het ontwerp van "Les Chemins de la liberté" wilde Sartre een vervolg maken op "La Nausée" getiteld "Lucifer", met de vrijheid als onderwerp. Als motto koos hij: "Het drama is dat we vrij zijn" (Le malheur, c' est que nous sommes libres.)

De drie gepubliceerde romans L'âge de raison, Le sursis en La mort dans l'âme draaien rond Mathieu, een door het idee van vrijheid bezeten socialistische filosofieleraar, en een groep van zijn vrienden. De drie romans werden ook in het Nederlands vertaald, respectievelijk onder de titels De jaren des onderscheids, Het oponthoud en De dood in het hart.

De trilogie zou worden gevolgd door een vierde roman, La dernière chance, maar Sartre maakte die zoals gezegd nooit af; twee hoofdstukken ervan werden in 1949 gepubliceerd in Sartres tijdschrift Les Temps modernes onder de titel Drôle d'amitié. Sartres levensgezellin Simone de Beauvoir herinnerde zich echter na de dood van de schrijver, dat er een veel uitgebreider manuscript voor dit vierde deel had bestaan. Uiteindelijk verscheen in 1981 een uitgebreidere editie van romanfragmenten, bezorgd door Michel Contat en Michel Rybalk. Dit vierde deel werd in 1989 in het Nederlands vertaald en gepubliceerd als De laatste kans.

De romans werden grotendeels geschreven in reactie op de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Frankrijk, en drukken bepaalde significante verschuivingen in Sartres filosofische positie uit. Sartre zou zijn engagement in zowel het leven als in de literatuur nog meer expliciet maken in het later te verschijnen essay L'existentialisme est un humanisme (het existentialisme is een vorm van humanisme).

Op de flaptekst van de in 1945 te verschijnen trilogie (uiteindelijk verscheen het derde deel, La mort dans l'âme, pas in 1949) schrijft Sartre wat zijn bedoeling was met deze reeks, namelijk het volgen van de levens van enkele personages en sociale groepen in de moeilijke periode tussen 1938 en 1945:

"Mon propos est d'écrire un roman sur la liberté. J'ai voulu retracer le chemin qu'ont suivi quelques personnes et quelques groupes sociaux entre 1938 et 1944."

Na de publicatie van het derde deel veranderde Sartre van mening over het nut van de roman als een medium van communicatie en keerde terug naar toneelstukken.[1] Na twaalf jaar toewijding aan Les Chemins de la liberté zag Sartre af van een vierde roman die tegen 1950 had moeten verschijnen, opgeslorpt door zijn militant politiek engagement en door zijn kritiek op de traditionele literatuur die hij toen begon te ontwikkelen.

[bron: wikipedia]

Jean-Paul Sartre en de wanhopige vrijheid

In Sartres zeer bondige en nog altijd lezenswaardige tekst 'Het existentialisme is een humanisme' uit 1945 staat de vrijheid centraal. Critici van links tot rechts hadden hem verweten dat in zijn existentialisme alle vrijheid aan noodlot, determinisme, wanhoop en fatalisme ten onder gaat.

Sartre (1905-1980) betoogt nu in deze korte tekst het omgekeerde, geschetst in radicale uitspraken. Juist op de grens van de vrijheid wordt de vrijheid zichtbaar. Sartres mensbeeld: de mens ontwerpt zichzelf, is dus niet volledig gedetermineerd in zijn denken en handelen, zijn keuzes. De moderne mens weet wat er gedetermineerd is, hij hoeft zich in zijn keuze niet daardoor te laten bepalen, vooral niet als hij hier goed rekening mee houdt en er rekenschap van geeft. Sartre deed dat zelf ook en was bijvoorbeeld heel actief in acties tegen de Amerikaanse politiek in Vietnam, de voormalige Franse kolonie.

Waarachtig handelen is vrij handelen. Je houdt rekening met de ander, met de maatschappij, met wat er verandert, maar blijft zelf bepalen. Het subjectivisme is hiermee een individualisme, maar wel één dat zich ingebed weet in de wereld, de sociale en politieke omstandigheden en interactie met anderen.

Is dit makkelijk? Neen, het is zo moeilijk dat het bijna niet te doen is. Hoe smal is de marge van de vrijheid? Soms heel smal. Dat laat Sartre zien en juist daarom gaat het. De oorlog laat dit het beste zien.

Als je Sartres roman 'Het oponthoud' leest - het tweede deel van de romancyclus 'De wegen der vrijheid', ook uit 1945 - vraag je je wel af, waar is de hoop gebleven? En als die niet meer zichtbaar is en de wanhoop wel, wat is dat voor een vrijheid waarvan dan nog sprake kan zijn? Sartre gaat tot de uiterste grens van vrijheid en onvrijheid, de grens van onder de moeilijkste omstandigheden nog een eigen keuze maken versus de onmogelijkheid nu nog te kunnen kiezen, nu alles zwaar en buitenissig is.

Daarbij nog het individualisme of subjectivisme. Moet ieder zelf kiezen, bestaat er ook geen vrijheid om samen tot een keuze te komen?

In deze dikke roman die slechts een week schetst van de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, spelen tal van personages, vooral hun gedachten waarin ze heen en weer geworpen worden tussen hoop, vrees en wanhoop, realisme en illusies, onafhankelijkheid en afhankelijkheid.

Hitler staat op het punt de oorlog te beginnen. Het is het voorstadium: '..., men had zojuist de vrede begraven, de oorlog was nog niet verklaard.' (p. 326) De hele maatschappij, alle personages met hun sterk uiteenlopende overwegingen worden echter al de oorlog ingezogen. De rijke bezitter, de arbeider en de arme analfabeet, de communist en de bourgeois, de dappere en de laffe, de heldhaftige strijder en de pacifist, die niet meer weet wat te doen. Het boek staat boordevol overwegingen die mensen hebben, en die er per saldo het meest op neer komen toch maar mee te doen aan het spel. Teneergeslagen of met opgeheven hoofd, maar vooral toch meedoen.

De vele gedachten en dialogen brengen Sartres filosofie naar voren, maar dan vooral als moeilijkheid om de vrijheid te verwerven:

'Zézette haalde haar schouders op. Deze dame hier wou de oorlog voorkomen. Anderen, zoals Maurice, wilden een eind maken aan de ellende. Ten slotte wist niemand iets te voorkomen.' (p. 290)

En alles dat tot voor kort van belang leek werd opeens ondergeschikt: 'De klassenvraagstukken tellen zo weinig tegenover het gevaar dat ons bedreigt.'

Of ook hoe je geboren bent, je moet het maar accepteren: 'Per slot van rekening wordt men voor de oorlog of voor de vrede geboren, er is niets aan te doen, niet iedereen heeft het geluk Zwitser te zijn.' (p. 313). Zo wordt de oorlog als een ziekte aanvaard.

Daarbij kun je het neerleggen bij het noodlot en de weigering je hieraan te onttrekken ook nog als vrijheid presenteren: 'Alles voorbereiden, stelen, valse papieren laten maken, alle banden verbreken en dan op het laatste moment, pffft: ik ga toch maar niet weg, ajuus! Vrijheid in de tweede graad; vrijheid die de vrijheid ter discussie stelt.' (p. 257)

Je kunt, met het oog op de lezer die niet de bijbehorende filosofische verklaringen van Sartre leest, je afvragen waarom hij behalve het ellendige toeval toch ook niet iets meer van de doelbewuste actie laat zien. De collectiviteit bestaat wellicht vooral uit een bepaling door de min of meer deelnemende individuen, maar deze is daarmee nog niet helemaal weg en kan toch ondersteunend en versterkend zijn?

Maar Sartre, onder de indruk van de massaslachting van de oorlog waarin inderdaad het grootste deel van de bevolking meedeed of zich althans niet verzette, laat zien hoe groot de druk op de vrijheid is. Vrijheid is altijd een strijd, een bevochten ruimte, een overstijgen van wat je zojuist nog was. Daar ben je eigenlijk nooit, en toch is dit wat de mens een mens maakt.

Dit alles heeft iets heel actueels. Is er momenteel niet een breed uiteen waaiererende oorlog aan de gang, waarvan de vluchtelingen gewoon een erbij horend verschijnsel zijn? En negatieve reacties of het niet meer tot het uiterste durven te gaan om mensen die nu hulp zoeken op te nemen, zijn dat geen indirecte oorlogshandelingen? Het is zo massaal, zo overweldigend, dat alles wat echt tegen de oorlog durft te strijden makkelijk als radicaal wordt neergezet, of vaker nog als naïef. Hoe nog te kiezen, wat is het restant van vrijheid als digitaal en met prikkeldraad alleen maar grenzen worden getrokken?

Vrijheid, zijn er echt geen gradaties? Of liever, leidt een wisselend speelveld van de vrijheid niet tot wisselende vrijheidsmogelijkheden en al dan niet gelukte realisaties ervan?

Toch kun je dan nog niet concluderen dat Sartre geen scherpe visie heeft, al is er op af te dingen. Wat dat laatste betreft: heeft hij bijvoorbeeld wel voldoende aandacht voor de innige samenhang tussen vrijheid en vrede, de keuze voor de vreedzame weg van de vrijheid? Voor die samenhang op zich wel, moet je dan concluderen, het is juist een primair thema bij Sartre. Maar hoe die samenhang versterkt kan worden als een weg naar meer vrede én vrijheid, vervaagt een opvatting daarover niet wanneer de vrijheid uiteindelijk vooral gezien wordt als een individuele en authentieke keuze?

Dat echter de mens onder de moeilijkste omstandigheden een eigen overweging moet vinden en een afweging moet maken, is werkelijk goed gezien. Wat is het voor een vrijheid die bij de eerste tegenslag er als een haas vandoor gaat? Heb je wel een eigen visie, wanneer die bij wisselende omstandigheden wordt opgegeven en geen weerstand biedt?

Jasper Schaaf [bron: https--filosofie-en-politiek.blogspot.com/2015/11/jean-paul-sartre-en-de-wanhopige.html]

--- Over (foto 2): Jean-Paul Sartre ---

Jean-Paul Charles Aymard Sartre (Parijs, 21 juni 1905 - aldaar, 15 april 1980) was een Frans filosoof en schrijver van romans en toneelstukken. Hij wordt beschouwd als de vader van het Franse existentialisme. Principieel stond Sartre altijd al politiek links, maar na de Tweede Wereldoorlog profileerde hij zich steeds actiever als een marxistisch geëngageerde intellectueel. Hij oefende invloed uit op de publieke opinie inzake politieke kwesties zoals de Eerste Indochinese Oorlog, de Koude Oorlog en de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog. In 1964 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend, maar hij weigerde die in ontvangst te nemen.

[bron: https--oostende.bibliotheek.be]

Jean-Paul Charles Aymard Sartre (Parijs, 21 juni 1905 - aldaar, 15 april 1980) was een Frans filosoof en schrijver van romans en toneelstukken. Hij wordt beschouwd als de vader van het Franse existentialisme. Principieel stond Sartre altijd al politiek links, maar na de Tweede Wereldoorlog profileerde hij zich steeds actiever als een marxistisch geëngageerde intellectueel. Hij oefende invloed uit op de publieke opinie inzake politieke kwesties zoals de Eerste Indochinese Oorlog, de Koude Oorlog en de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog. In 1964 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend, maar hij weigerde die in ontvangst te nemen.

Sartres vader was een marineofficier en overleed kort na zijn geboorte. Jean-Paul werd opgevoed door zijn moeder en zijn grootouders van moederskant, die aan Albert Schweitzer verwant waren. In 1917 hertrouwde zijn moeder met de ingenieur Joseph Mancy, die hij altijd gehaat heeft. Het gezin verhuisde naar La Rochelle, waar hij zijn medescholieren vaak gewelddadig en wreed vond. In 1920 werd hij ziek, reden waarom hij met spoed in Parijs opgenomen moest worden. Zijn moeder vond het bovendien beter voor zijn opvoeding dat hij niet meer in La Rochelle naar school ging. Vanaf 1921 volgde hij middelbaar onderwijs op het Henri IV-lyceum in Parijs, waar hij de aanstormende schrijver/essayist Paul Nizan leerde kennen. Zij zouden goede vrienden blijven tot Nizan sneuvelde in mei 1940.

Van 1922 tot 1924 doorliep Sartre de voorbereiding (classes préparatoires) op het lycée Louis-le-Grand voor de Ecole normale supérieure (ENS). In 1924 werd hij toegelaten aan de ENS. Daar ontmoette hij onder anderen Raymond Aron en later ook Simone de Beauvoir. Met eerstgenoemde zou hij het als intellectueel nog aan de stok krijgen; laatstgenoemde zou zijn levensgezellin worden. Na een aanvankelijke uitsluiting werd hij in 1929 toegelaten tot de studie filosofie. Sartre was een tijd leraar in het Franse middelbaar onderwijs. Hij publiceerde filosofische essays en ontwikkelde zich als voortrekker van het toenmalige Franse existentialisme. Sartre vond zijn 'fascinatie' voor existentialistisch werk in de bestudering van de fenomenologie van Edmund Husserl en in de existentiefilosofie van Martin Heidegger. Tegelijkertijd raakte hij bekend bij een breed publiek door zijn roman La Nausée (1938), de verhalenbundel Le Mur (1939) en theaterstukken (Les Mouches 1943).

In 1940 raakte hij in Duits krijgsgevangenschap, waar hij een dagboek van 2000 pagina's schreef. Deze zijn gedeeltelijk verloren gegaan, maar het resterende deel is na zijn dood gepubliceerd onder de titel Carnets de la drôle de guerre. Voorts las hij in gevangenschap Heideggers filosofische hoofdwerk Sein und Zeit. In 1941 werd hij wegens voorgewende gezondheidsproblemen vrijgelaten. In Parijs kon hij een baan krijgen als leraar filosofie aan het Lycée Condorcet, waar hij de plaats innam van een ontslagen joodse leraar.

Een van Sartres belangrijkste thema's was de existentiële vrijheid in een wereld zonder hogere macht die zin of betekenis geeft aan het leven. Die moet de mens zelf maar zien te scheppen, hoe moeilijk dat ook is. Beknopt en abstract formuleerde hij dat als: de existentie gaat vooraf aan de essentie. De mens is dus in essentie vrij en kan zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op omstandigheden, zelfs niet in extreme situaties. Je bent bijvoorbeeld altijd vrij om nee te zeggen (of te denken) tegen de bezetter. Zijn productiviteit was juist tijdens de Duitse bezetting vrij hoog; zijn filosofische hoofdwerk L'Etre et le Néant heeft hij in die tijd zonder problemen kunnen publiceren, evenals zijn toneelstukken Les Mouches en Huis clos. In L'Etre et le Néant trachtte hij mede onder invloed van Heidegger op een fenomenologische wijze een 'zijnsleer' op te bouwen. Dit leverde hem van Heidegger de kwalificatie 'begaafd journalist' op.

Sartre werd door sommige critici als pessimist beschouwd. Volgens Sartre zelf was dit niet zijn bedoeling. In een column die hij in de jaren 50 voor het dagblad Le Monde schreef, betoogde hij dat de mens vanaf zijn geboorte een slecht wezen is, dat verantwoordelijk gesteld kan worden voor de conflicten in de wereld. Dit kan men in verband brengen met de uitspraak van een personage uit het toneelstuk Huis Clos dat de hel de anderen zijn (L'enfer, c'est les autres), omdat de aanwezigheid van andere mensen onvermijdelijk je eigen vrijheid inperkt.

Op politiek gebied was Sartre een marxist van de 'derde weg', met een onafhankelijke positie ten opzichte van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Toen de Koude Oorlog echter verhardde en o.a. de Korea-oorlog tot gevolg had, terwijl Frankrijk steeds pro-Amerikaanser werd, koos Sartre in 1952 de zijde van de Sovjet-Unie, hoewel hij nooit lid werd van de toen machtige Franse Communistische Partij (noch van enige andere partij). Hij was in de periode 1952-1956 een compagnon de route, een sympathisant van de Sovjet-Unie, samen met medestanders als Claude Lanzmann. Na afloop van zijn reis door de Sovjet-Unie in 1954 schreef hij een zestal zeer lovende artikelen over het Sovjet-systeem in het aan de Franse Communistische Partij gelieerde Libération. Hij nam steeds meer afstand van zijn eigen existentialisme en vond dat de vrijheid verkregen moest worden via het collectief, in plaats van via het individu. Het kwam in de jaren 50 tot felle polemieken, onder meer met zijn oud-medestudent aan de ENS, de liberaal Raymond Aron (die marxisme als 'opium voor intellectuelen' beschouwde), en met zijn collega-literator en filosoof Albert Camus, die zich nooit existentialist wilde noemen en bovendien vond dat je je handen niet moest vuilmaken door toe te geven aan totalitarisme.

In 1956 veranderde Sartres houding ten opzichte van het communisme van de Sovjet-Unie radicaal; hij keurde de inval in Hongarije af. Vanaf dat jaar wees hij ook het Franse streven om Algerije te behouden af. De Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog was toen al twee jaar aan de gang. Hierbij liep hij persoonlijk risico; zijn eigen appartement was twee keer het doelwit van een bomaanslag van de OAS en de Franse regering overwoog hem te arresteren. President Charles de Gaulle wees dit echter af. "Een Voltaire arresteer je niet", vond hij. Sartre keerde zich ook tegen kolonialisme in het algemeen en schreef een voorwoord voor Frantz Fanons klassiek geworden aanklacht tegen het kolonialisme: De verworpenen der aarde.

Toen Jean-Paul Sartre in 1964 de Nobelprijs voor Literatuur werd toegekend, weigerde hij, omdat hij bang was dat de prijs hem van zijn vrijheid zou beroven door hem op een voetstuk te plaatsen. In 1960 deed hij nog een uitgebreide poging om het marxisme en het existentialisme met elkaar te rijmen in Critique de la raison dialectique, zijn tweede wijsgerige hoofdwerk. Het tweede deel van dit werk verscheen postuum. Zijn anti-anticommunisme maakte het mogelijk om zich radicaal links te profileren. In 1967 presideerde hij samen met Bertrand Russell over het Russell-tribunaal over de Amerikaanse rol in de Vietnamoorlog. Hij gaf acte de présence bij de 'gebeurtenissen' in Frankrijk in mei 1968, al was hij daarvan niet de inspirator. Van toen af aan werd hij actief in de journalistiek; hij interviewde de studentenleider Daniel Cohn-Bendit voor het opinieblad Le Nouvel Observateur. In 1971 viel hij op door het redigeren en uitventen van het door de autoriteiten met sluiting bedreigde maoïstische blad La cause du peuple. Later deed hij hetzelfde met de maoïstische bladen Tout en J'accuse...!

In 1972 reageerde hij op de gijzelingsactie door de Palestijnse beweging Zwarte September van de Israëlische olympische ploeg in het Olympisch Stadion in München. Hij billijkte de actie door te zeggen dat de Palestijnen, aan wie het recht op soevereiniteit door de Israëlische regering "krankzinnig en doelbewust wordt onthouden", "arm" als ze zijn, "in staat van oorlog zijn" met die regering en "alleen het verschrikkelijke wapen van het terrorisme hebben" om hun recht te halen.

In 1973 was hij een van de oprichters van het linkse dagblad Libération, maar moest na een jaar om gezondheidsredenen zijn redactionele werk opgeven. Op het einde van zijn leven betreurde hij het niet tot het uiterste radicaal te zijn geweest.

Op verzoek van Ulrike Meinhof bezocht hij in 1974 het RAF-lid Andreas Baader, die in hongerstaking was. Dit, om de aandacht te vestigen op de detentieomstandigheden van de groep.

De laatste jaren van zijn leven was Sartre bijna geheel blind; hij overleed op 74-jarige leeftijd in het Broussais-ziekenhuis in Parijs. Bij zijn begrafenis op het Parijse Cimetière du Montparnasse waren ongeveer 50.000 mensen aanwezig.

"Sartres originaliteit bestond daarin dat hij het bewustzijn een triomfantelijke onafhankelijkheid toekende en daarnaast de realiteit het volle gewicht van zijn betekenis gaf." --Simone de Beauvoir, in: La force de l'âge

Sartres status als intellectuele goeroe bleef tijdens zijn leven vrijwel onaangetast. Tegenwoordig worden zijn literaire verdiensten nog algemeen erkend, maar zijn anti-anticommunisme is, "door de druk der omstandigheden" sinds de jaren tachtig (tijdelijk?) irrelevant geworden. Zijn filosofische hoofdwerken worden thans voornamelijk door vakfilosofen bestudeerd.

Uitspraak

  • Het socialisme is geen zekerheid, maar een waarde: het is de vrijheid, die zichzelf tot doel verheft.

Bibliografie

Romans en novellen

1938 La Nausée (Nederlands: De Walging. Amsterdam, 1985)
1939 Le Mur (Nederlands: De muur. Amsterdam, 1983), een bundel met vijf novellen:
- Le Mur
- La Chambre
- Erostrate
- Intimité
- L'Enfance d'un chef
1945 Les chemins de la liberté vol. 1. L'âge de raison (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 1. De jaren des onderscheids. Amsterdam, 1949; Meppel, 1978)
1945 Les chemins de la liberté vol. 2. Le sursis (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 2. Het oponthoud. Amsterdam, 1952)
1949 Les chemins de la liberté vol. 3. La mort dans l'âme (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 3. De dood in het hart. Amsterdam, 1952)
1981 Les chemins de la liberté vol. 4. La dernière chance / Drôle d'amitié (postuum) (Nederlands: De wegen der vrijheid, deel 4. Een merkwaardige vriendschap / De laatste kans. Amsterdam, 1989)

Toneel

1940 Bariona
1943 Les Mouches (Nederlands: De vliegen. Amsterdam 1983)
1945 Huis clos (Nederlands: Met gesloten deuren. Amsterdam 1983)
1946 La Putain respectueuse (Nederlands: De eerbiedige lichtekooi, in: De vliegen)
1946 Morts sans sépulture
1948 Les Mains sales (Nederlands: Vuile handen, in: De vliegen)
1951 Le Diable et le Bon Dieu (Nederlands: De duivel en God)
1954 Kean (naar Alexandre Dumas père)
1955 Nekrassov
1959 Les Séquestrés d'Altona
1965 Les Troyennes

Scenario's

1947 Les jeux sont faits (Nederlands: De teerling is geworpen. Amsterdam, 1959)
1962 L'Engrenage (Nederlands: Tussen de raderen. Utrecht/Antwerpen: A.W. Bruna & Zoon, 1967)
1984 Le Scénario Freud (postuum)

Filosofie

1936 L'Imagination (Nederlands: Beeld en verbeelding. Meppel, 1968)
1937 La Transcendance de l'Ego (Nederlands: Het Ik is een ding: schets ener fenomenologische beschrijving. Meppel 1978)
1939 Esquisse d'une théorie des émotions (Nederlands: Magie en emotie. Schets van een theorie van de gemoedsbewegingen. Meppel, 1966)
1940 L'Imaginaire. Psychologie phénoménologique de l'Imagination (Nederlands: Het imaginaire: fenomenologische psychologie van de verbeelding. Meppel, 1969)
1943 L'Etre et le Néant: Essai d'Ontologie phenomenologique (Nederlands: Het zijn en het niet; proeve van een fenomenologische ontologie. Rotterdam, 2003, ISBN 90-5637-497-4)
1945 L'existentialisme est un humanisme (Nederlands: Over het existentialisme. Bruna, 1967; Rainbow Pocket, 1992)
1947-1976 Situations (I-X); (Nederlands: Revolutie en literatuur: een keuze uit "Situations 1938-1976". Amsterdam, 1977)
1947 Conscience et connaissance de soi
1947 Réflexions sur la question juive (Nederlands: Portret van een antisemiet. 's Gravenhage: A.A.M. Stols, 1947)
1957 Questions de méthode (Nederlands: Het probleem van een methode. Utrecht: Bijleveld, 1996)
1960 Critique de la raison dialectique
1983 Cahiers pour une morale (postuum)
1985 Critique de la raison dialectique II : L'intelligibilité de l'histoire (postuum)
1989 Vérité et existence (postuum)

Literaire kritieken

1947 Baudelaire
1948 Qu'est-ce que la littérature? (uit: Situations, II)
1952 Saint Genet, comédien et martyr (Nederlands: De heilige Genet; martelaar en komediant)
1971-1973 L'Idiot de la famille (3 dln.)

Autobiografisch

1964 Les Mots (Nederlands: De woorden. Utrecht, 1981)
1983-1995 Carnets de la drôle de guerre (Nederlands: Schemeroorlog. Amsterdam, 1985)
1983 Lettres au Castor et à quelques autres, tome I et II

[bron: wikipedia]

Frans filosoof, toneel- en romanschrijver, politiek commentator en literair-recensent.

Jean-Paul Sartre werd geboren in Parijs en leverde een grote bijdrage aan de westerse filosofie. Aan Jean-Paul Sartre wordt de ontwikkeling van het existentialisme toegeschreven.

Sartre beschouwde zichzelf als een cartesiaans filosoof, formuleerde zijn theorie van existentialisme geïnspireerd door de fenomenologie van Husserl, het werk van Heidegger en zocht aansluiting bij de filosofie van de menselijke existentie van Kierkegaard. Zijn studie van Nietzsche legde de atheïstische grondslag van zijn denken. Sartre was een vriend van de schrijver Albert Camus, ook een man die het existentialisme vertegenwoordigde in Frankrijk.

Biografie

Sartre werd geboren op 21 juni 1905 in Parijs.

Hij volgde middelbaar onderwijs op het Henri IV Lyceum in Parijs, waar hij Paul Nizan leerde kennen. Van 1922 tot 1924 doorliep hij de voorbereiding op het Louis-de-Grand lyceum.

In 1924 werd hij toegelaten op de Ecole normale supérieure in Parijs. Daar ontmoette hij Simone de Beauvoir, die zijn levensgezel werd en zelf een belangrijk existentialistisch filosofe en feministisch schrijfster werd. De 'vrije' verhouding tussen hem en Simone de Beauvoir gold generaties lang als het voorbeeld van de kameraadschappelijke verhouding tussen man en vrouw die kenmerkend zou zijn voor de bevrijde mens. De betekenis van Sartre en de Beauvoir lag meer in het beeld dat zij uitstraalden dan in de woorden die ze schreven. Ze werden zelf de symbolen van hun denken. Sartre zocht die publieke rol uitdrukkelijk. Hij maakte zijn filosofie toegankelijk in romans en toneelstukken, en trad voortdurend voor het voetlicht.

Na een aanvankelijke uitsluiting werd hij in 1929 toegelaten tot de studie filosofie.

In 1931 werd hij leraar filosofie in Le Havre. (?) Het daarop volgende jaar stelde een beurs hem in staat in Berlijn de filosofieën van Edmund Husserl en Martin Heidegger te studeren. Hierna keerde hij terug naar Le Havre, daarna doceerde hij in Laon en vanaf 1937 in Parijs waar hij zijn eerste filosofische roman De walging (La Nausée) publiceerde, die gebaseerd is op zijn tijd in Le Havre.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, ging hij in het Franse leger. In 1940 werd hij gevangengenomen door de Duitsers en een jaar lang vastgehouden, voordat hij teruggeplaatst werd naar bezet Frankrijk. In Parijs sloot hij zich aan bij het Franse verzet. Zijn oorlogservaringen veranderden hem: hij concentreerde zich nu op de academische filosofie in plaats van de problemen van het menselijke bestaan.

Zijn vroege filosofische werken als 'Esquisse d'une théorie des émotions' (1939) en 'L'Imaginaire. Psychologie phénoménologique de l'Imagination' (1940) kregen weinig aandacht. Sartre raakte publiekelijk bekend door zijn romans La Nausée en novelles (Le Mur 1939) en theaterstukken (Les Mouches 1943). Daarmee won hij een groot publiek voor zijn ideeën; hij kon zijn intellectuele imago tevens gebruiken om zich uit te spreken inzake politieke kwesties.

Zijn grote werk Het Zijn en het Niets (L'Etre et le Néant) werd gepubliceerd in 1943, waarop in 1945 zijn tweede hoofdwerk 'L'existentialisme est un humanisme' volgde. Beide sloegen direct aan. Het is een raadsel dat iemand die zijn ideeën uitstekend kon vertalen en toepassen in romans en toneelstukken zijn grote filosofische werken schreef in voor niet ingewijden nauwelijks toegankelijke 'filosofen-taal'. Ongetwijfeld heeft Sartres gedachtegoed dan ook vooral weerklank en een grote verspreiding gevonden via zijn literaire werk en door middel van een klein boekje, waarin hij het begrip existentialisme op een populair-wetenschappelijke manier verduidelijkte. Dat boekje 'L'existentialisme est un humanisme' werd over de hele wereld razend populair (de tekst was overigens een door Sartre gehouden lezing) en '...zal tot grote afschuw van Sartre lange tijd functioneren als 'de bijbel van het existentialisme', het 'rode boekje' van Sartre...'.

In beide werken maakt Sartre onderscheid tussen twee zijnsgebieden: het in-zich-zijn (en-soi) en het voor-zich-zijn (pour-soi).

Volgens Sartre bestaat de werkelijkheid uit de werkelijkheid op zich (la réalité-en-soi) en de werkelijkheid voor mij (pour-moi). Alleen de werkelijkheid die ik (subjectief) beleef is van belang. Kennis komt dus niet via de grote overgeleverde systemen (en zeker niet via één of andere goddelijke openbaring), maar via het individu: ik beleef die werkelijkheid-voor-mij en leer zo de werkelijkheid kennen.

Sartre was nooit professor. Hij publiceerde filosofische essays en ontwikkelde zich als voortrekker van het toenmalige Franse existentialisme, waarvoor hij met het pessimisme van zijn hoofdwerk L'être et le néant in 1943 de toon had gezet. Daarin komt de mens naar voren als een wezen dat ertoe veroordeeld is vrij te zijn maar niet in staat is die vrijheid inhoud te geven. En in zijn uiterst individualistische mensopvatting was er voor gezamenlijkheid al helemaal geen plaats.

Sartre droeg zijn visie ook uit in toneelstukken, Huis clos (1944), Les mains sales (1948) en romans, de cyclus Les chemins de la liberté (1944-49).

Les chemins de la liberté (De wegen der vrijheid) (1944-49)

1 - L'âge de raison (Jaren des onderscheids).
2 - Le sursis (Het oponthoud).
3 - La mort dans l'âme (De dood in het hart).

Het vierde deel van deze tetralogie, 'La Dernière Chance', schijnt postuum verschenen te zijn in 1981. In beginne noemde Sartre dit deel 'Drôle d'amitié,' later 'La dernière chance.' Het vierde deel is samengesteld uit vergevorderde manuscripten uit de erfenis van Sartre.

Zijn beroemdste toneelstuk, Huis clos, culmineert in de uitroep dat de hel de anderen zijn. Daarmee raakte hij een gevoelige snaar, die nog altijd natrilt. Die zin is een van de filosofische wachtwoorden van deze eeuw geworden, zoals Sartre een van haar emblematische intellectuelen was: eenzijdig en soms aanstootgevend, maar tegelijk visionair en inspirerend. Sartre was, net als de Beauvoir, een denker op de markt die zijn tijd belichaamde en tegelijk oversteeg. Dat anderen de hel kunnen zijn, geldt nog steeds. Dat dat niet altijd waar is, eveneens.

Na de oorlog richtte hij samen met Simone de Beauvoir het politieke en literaire tijdschrift Les Temps Modernes op. Het pessimisme van zijn eerdere existentialistische boeken maakte in de jaren vijftig plaats voor de hoop dat de mens in de loop van zijn geschiedenis een vrije wereld kan scheppen.

Sartre werd een steeds meer omstreden figuur op politiek gebied. Hij voelde zich aangetrokken tot het marxisme en was een felle tegenstander van Amerika's rol in de Vietnamoorlog.

In het werk van Sartre zijn duidelijk twee perioden te onderscheiden: die van 1943 tot en met 1959, de periode van 'l'Etre et le néant' (1943), zijn hoofdwerk over de individuele mens, en het tijdperk van 1960 tot 1980, die begint met het verschijnen van 'La critique de la raison dialectique' (1960), waarin Sartre zijn ideeën ontvouwde over het marxisme en de samenleving.

Jean-Paul Sartre werd in 1964 de Nobelprijs voor de literatuur toegekend, maar hij weigerde die in ontvangst te nemen.

Zijn laatste grote rol speelde hij tijdens de mei-opstand van 1968, toen hij in de Sorbonne en op straat de studenten het belang inprentte van persoonlijke vrijheid. Wel achtte hij die inmiddels onlosmakelijk verbonden met een marxistische maatschappijvisie.

Hij overleed op 15 april 1980 in een ziekenhuis in Broussais (Parijs). Bij zijn begrafenis waren ongeveer 50.000 mensen aanwezig. Met hem - zo werd gezegd - verdween de laatste filosoof. Als wijsgeer was hij de denker van de vrijheid geweest en die onafhankelijkheid had hij ook in zijn leven uitgedragen. Politiek links, maar ongebonden, was hij het toonbeeld van verzet tegen de burgerlijke orde geweest.

Descartes ging uit van de stelling 'Je pense, donc je suis'. Sartre draait deze zin om: 'Je suis, donc je pense, j'agis, je veux, j'ai peur etc...' Voor hem is de essentie (het menselijke zijn) toevallig: het leven is een vrije val van de moederschoot in het graf. Deze visie op het mensenleven is niet noodzakelijk pessimistisch; het is gewoon de waarheid, en als je je daaraan onttrekt, leef je oneerlijk, niet authentiek.

De mens is fundamenteel vrij. Deze vrijheid is tegelijk een gegeven en een opdracht. Het is een zware opdracht waaraan we telkens opnieuw proberen te ontsnappen. Als je in een of ander religieus of absoluut systeem gelooft, kan je die angst wegduwen, maar een dergelijke vluchtpoging laat Sartre niet toe. Want het is juist doorheen de ervaring van die angst dat je existeert. Het is dus een radicaal optimisme dat de mens de keuzevrijheid geeft. De mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt. Deze verantwoordelijkheid is niet alleen voor jezelf, maar voor alle mensen. Onze verantwoordelijkheid omvat dus de hele wereld. Het atheïstische existentialisme van Sartre is een humanisme in de diepste betekenis van het woord, omdat de mens hier volledig voor zijn daden en zijn ontwikkeling verantwoordelijk is en omdat de subjectiviteit meteen alle andere mensen bevat.

[bron: https--www.kunstbus.nl/literair/jean+paul+sartre.html]
Numéro de l'annonce: m2111129279