Caractéristiques

État
Comme neuf
Contexte
Art et Culture
Année (orig.)
1984
Auteur
zie beschrijving

Description

||boek: Adriaan Brouwer||Baart

||door: Felix Timmermans

||taal: nl
||jaar: 1984
||druk: ?
||pag.: 221p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw

||isbn: 90-6426-048-6
||code: 1:001653

--- Over het boek (foto 1): Adriaan Brouwer ---

Geromantiseerde biografie van de 17e-eeuwse schilder (ca. 1605-1638).

[bron: https--www.onlinebibliotheek.nl/catalogus/434456233/adriaan-brouwer-felix-timmermans]

Adriaan Brouwer is de levensbiecht van een gepassioneerd schilder, een bezetene van de verf, die op zijn paneeltjes het alledaagse leven van boeren en marginalen uitbeeldde. Hij was een 'geweldenaar', een geniaal bekvechter van alles wat hem onecht leek.

Een sober verhaal, meeslepend door de vaart van de verteller. In deze schitterende roman heeft Timmermans zeer veel van zichzelf gelegd: de levensschets van een kunstenaar wiens werk 'zijn geweten en zijn werk was.'

[bron: https--www.goodreads.com]

[2017-07-23]

Gouden uren

En alweer gaat ge op zoek naar een plek voor uw boek. Ondertussen is het al bijna vijf jaar geleden dat ge daar in dat fabrieksdorp in die noordelijke uithoek van ons landje naar een café zocht om dat boek over Zelzate te lezen (https--www.goodreads.com/review/show...).

Nu hebt ge dat hoofdstuk afgesloten en met een zekere melancholie in het hart blikt ge terug op een schone tijd. Ge hebt er verdorie 9 jaar lang uw liefde voor taal en boeken lopen delen. Natrappen doet ge niet. Ge schrijft dus niet dat ge het grijs van 'den Arcellor' verruilt voor het groen van de Vlaamse Ardennen. Maar als ge aan de toekomst denkt kunt ge maar moeilijk uw glimlach onderdrukken.

En nu zoekt ge dus een plek om dat boek te lezen over die schilder uit uw streek. De schilder wiens naam op de bruintjes plakt die er vloeien, wiens stem ge kent omdat uw theaterbroer ze heeft ingesproken voor het MOU en wiens voorkomen ge kent omdat uw Materse maat hem meermaals belichaamt. Ge overweegt de Flandrien en de sympathieke serveuses trekken al een Ommegang open als ze uw gezicht zien, maar ge bedenkt dat Oudenaarde meer is dan de koers en ge leest nu over Adriaan Brouwer, niet over Keizer Karel, dus ge zoekt verder. Ge passeert de Carillion, waar ge met uw schoonvader een Orval hebt gedronken net nadat ge uw zoon zijt gaan aangeven aan 't stad en ge zout nog wel een Orvalleke kunnen smaken, maar Adriaan roept u en ge trekt verder de Hoogstraat in.

Daar staat hij. Hij heft het glas. Op de kunst, op schoonheid, op het leven. Een glas van dat Oudenaards nat, dat volgens uw boek beter is dan de beste wijn. Ge loopt de Laars binnen, de kroeg waar de soutiens aan 't plafond hangen, waar de Orvalglazen zo groot zijn dat er zeven fleskes in kunnen en waar elke opmerking van de patron met seks en humor beladen is. "'t Wordt nen tsjoezer" hoort ge, gevolgd door die aanstekelijke lach. Omdat uw zoon een tut in heeft...

Ge bestelt een 'Dark Gold' en lezend in uw boek beseft ge dat die naam goed bij de schilder past. Ge gaat op in de bladzijden van Timmermans want dat hij kon schrijven, dedomme, dedomme! Uw Materse maat weet dat de roman grotendeels fictie is, maar het is verdorie meeslepend en ge leeft mee met de schilder, die flamboyant lijkt, maar ook wat naïef, die meteen tot over zijn oren verliefd wordt op elk schoon meiske dat hij tegenkomt en die blijft zoeken naar de schoonheid van de lelijke muilen van de mensen om zich heen.

Ge drinkt er uw bier en ge beseft dat ge in het centrum van een stad zit die ge stilaan de uwe moogt noemen. Een paar gevels verder immers werkt een schoon meiske die ge ondertussen al 13 jaar de uwe moogt noemen en binnenkort werkt ge zelf in deze straat. Ge herinnert u nog hoe ge er voor het eerst onder moeders vleugels binnenstapte. Met uw lange lokken. "Mag dat hier?", vroeg uw moeder. "Als ge er maar geen frieten in kunt bakken", was het antwoord. Ge verstond het toen nog niet zo goed, maar ge liep op 1 september de schoolpoort binnen. Met uw lange lokken. Wist gij veel dat het schoon meiske dat later de moeder van uw kind zou worden daar al rondliep. Ge hangt er nog steeds. Ergens in een gang. Op een klasfoto uit 2001-2002. En ge vraagt u af of uw toekomstige leerlingen die foto ooit zullen vinden en er hun leraar op zullen herkennen.

Ge leest verder. Over Brouwers dwaaltochten doorheen Oudenaarde en omstreken. Over de kroegen en de kaarters, over de vrouwen en de meiskes en over de schilders. Rubens, Hals, Jordaen. Over de oversteek naar Holland, over hoe Brouwers bedriegt en zelf bedrogen wordt en over hoe hij ondanks alles blijft schilderen en zijn leven wijdt aan de kunst.

In het steegske naast u heft Adriaan nog steeds het glas. En ge bestelt er zelf ook nog één. Omdat ge u in zekere zin wel herkent in de schilder. Minder hoogmoedig, minder bruut en minder grootsprakerig, dat wel, maar zijt ge zelf niet ook voortdurend op zoek naar schoonheid en waarachtigheid? En die lange lokken moogt ge dan ingeruild hebben voor een korter -en grijzer- coiffure, de streken zijt ge toch nog niet verloren? Net als Brouwer een kleine rebel. Een Uylenspiegeltje.

De patron brengt u nog een pot "verzonnen geluk" en ge heft het glas. Op de gouden uren in Oudenaarde. En ge hoopt dat het gouden dagen en gouden jaren zullen worden, dedomme!

"Dromen is alles, 't is de muziek van het leven, en daardoor kunnen wij dansen op de rand van de bittere werkelijkheid."

Karel-Willem Delrue [bron: https--www.goodreads.com]

[2021-11-07]

Adriaan Brouwer was een Vlaamse schilder die ook in Nederland actief is geweest. Hij leefde in het begin van de Zeventiende eeuw en was generatiegenoot van Rembrandt, Frans Hals, Rubens en de dichter Bredero. Felix Timmermans schreef een biografische roman over Adriaan Brouwer. Het was het laatste boek dat hij schreef. Hij voltooide het op 5 mei 1944. Pas na zijn dood, in 1947, werd het in 1948 uitgegeven in de Muiderkring-reeks.

Timmermans schrijft heel beeldend in barok proza, dat de verbeelding prikkelt. Je krijgt daardoor een mooi beeld van een kunstenaar die een ruig leven leidde, veel dronk en rookte, zich ophield in kroegen en bordelen, maar ook en tegelijkertijd een man die zeer toegewijd was aan het schilderen en portretten maakte van volkse taferelen. Hij maakte veel schulden en kwam in Antwerpen ook in de gevangenis terecht. Hierna trok hij in bij de bakker-schilder Joos van Craesbeeck, die van hem het schildersvak leerde. Ondertussen kreeg Adriaan een verhouding met Anneke, de vrouw van Joos, terwijl Joos dit aanvankelijk niet doorhad terwijl zijn omgeving hem als een hoorndrager beschouwde en hem belachelijk maakte. Of dit historisch klopt dan wel een romantische toevoeging van Felix Timmermans, weet ik niet. Het is in ieder geval geloofwaardig beschreven.

Rembrandt kende zijn werk en bezat schilderijen van hem. Hij werd ook door Rubens gewaardeerd, die meer een societyschilder was. Brouwer werd slechts tweeëndertig jaar oud.

Het boek eindigt met het overlijden van Anneke en het einde van Adriaan dat hij zelf voelt aankomen. Zo jong nog en toch al oud. Hier voel ik de parallel met Brederode, die ook een groot kunstenaar was en veel zoop en hoereerde en ook vroegoud was en jong stierf. Overigens wil ik dit niet romantiseren.

Het boek van Felix Timmermans stond al jaren in mijn kast. Ik wist amper wie Adriaan Brouwer was. Nu heb ik ook op zijn naam gezocht en werk van hem gezien. Dat voegt nog wat toe aan het lezen van dit boeiende boek. Tenslotte nog dit. Timmermans schreef het boek in de Tweede Wereldoorlog, onder de Duitse overheersing. In het begin van de zeventiende eeuw kenden we nog een Spaanse overheersing. In de roman wordt daar diverse keren naar verwezen. Ik weet niet of Timmermans dit bewust gedaan heeft, als een soort allegorie van de Duitse bezetting. Daar ben ik wel nieuwsgierig naar, ik las wel dat zijn houding ten opzichte van de Duitse bezetter omstreden is geweest. Hij was zeker voor de oorlog een gewaardeerde en veel vertaalde auteur, met als beroemdste boek Pallieter. Enkele malen werd hij genomineerd voor de Nobelprijs voor de literatuur. Nog nooit is deze eer een Nederlandstalige auteur ten deel gevallen.

José Van Rosmalen [bron: https--www.goodreads.com]

Prachtige historische roman [2021-03-16]

Laatste boek van Felix Timmermans is gebaseerd op het leven van de schilder van volkse figuren Adriaan Brouwer. Hij schreef het op het einde van WO II en is geniaal in het trekken van paralellen tussen de Katholieke Spaanse bezetting in de 17° eeuw en de bezetting door Nazi Duitsland.

Nobelprijsmateriaal.

Belgski [bron: https--www.bol.com]

Het Brouwer-complex

Voor Jan Vaerten

IN HET GEHEEL VAN DE ARTISTIEKE WEDEROP-bloei van Vlaanderen - honderd jaren geleden ingezet door baron Hendrik Leys, Hendrik Conscience en Peter Benoit - heeft men nooit grote aandacht besteed aan het beeld, dat onze kunsten in de geschriften en in de waardering van de buitenlanders verkreeg. Iedere generatie heeft getracht de voorgaande voorbij te streven en daarvoor heeft zij telkens de balans opgemaakt van wat die generatie gepresteerd had. Die balans, waarvan de uitslag volgens haar meestal negatief was, is telkens de hoeksteen geworden waarop zij haar eigen werk gebouwd heeft. Maar nimmer heeft men zich afgevraagd welke weerklank de totale Vlaamse kunst in het buitenland verwekte en welk spiegelbeeld van het Vlaams karakter aldaar beoordeeld werd. Er was hier nochtans een mogelijkheid voorhanden om tot een rechtvaardiger opvatting van de originaliteit, het tekort en de toekomst van de Vlaamse kunst te komen.

  • * *

Vooraf stelt men vast, dat het buitenland een welbepaalde keuze doet in onze kunst en door alle eeuwen heen getrouw aan deze keuze is gebleven. Frankrijk, Italië, Engeland aanvaarden onze schilderkunst, stellen ze - voor wat de middeleeuwen en de Renaissance betreft - onmiddellijk na de Italiaanse; plaatsen onze beeldhouwkunst bijna even hoog, maar kennen onze toonkunst slechts door een paar namen en weten ongeveer niets af van onze letterkunde. Alleen Duitsland heeft een voldoende kennis van deze laatste. Dit vooropstellen van de Vlaamse plastische kunst naast het ingnoreren van de muziek en de litteratuur, brengt natuurlijk mee, dat alle Vlaamse kunstenaars in het buitenland voornamelijk als schilders beoordeeld worden. En vermits men zich nu eenmaal een bijzonder beeld van de Vlaming gevormd heeft, ingegeven door de schilderkunst, eist men, dat al wat de Vlaming is en doet aan dat beeld zou beantwoorden. Uit onze literatuur en muziek wordt alleen aanvaard wat in het kader van onze schilderkunst past. De rest beschikt over te weinig originaliteit om gewaardeerd te worden.

Maar zelfs de Vlaamse schilderkunst verkrijgt in het buitenland een aspect, dat ze voor ons niet of minder bezit. Dat aspect is analytisch te omschrijven of synthetisch te bepalen. In dit kort bestek verkiezen wij het tweede standpunt.

In abstracto zou men willen zeggen, dat, volgens vreemde critici, gans de Vlaamse kunst ontstaan is uit een instinct voor al wat van de stof is. Zoals men spreekt van een instinct voor zelfbehoud, zou men het willen hebben over een instinct voor de stof. Aan dat instinct neemt gans het wezen van de Vlaming deel, hoewel het zich natuurlijk uit langs de weg der sensatie's. Daarom zou men ook graag zeggen, dat de Vlaamse kunstenaar de stof op wonderbare wijze 'voelt', aan dit laatste woord meer een instinctieve dan een sentimentele betekenis verlenend.

In het begrip 'instinct voor al wat van de stof is', verkrijgt de term stof een dubbele betekenis. Ten eerste is de stof in de Vlaamse kunst het materieel, waarmee het kunstwerk gemaakt wordt: de kleur als chemische vermenging van geapproprieerde grondstoffen; het hout als eigenaardig product van de natuur; de klank als een der eerste levensuitingen van dier en mens; het woord als zinrijke aaneenschakeling van klanken. De Vlaamse toondichter houdt voornamelijk van de muzieknoot als klank, ten detrimente van het symbolisch teken dat de klank voor anderen is. Daarom spreken de Fransen zo lichtzinnig over 'un amas incompréhensible de sons', wanneer zij het over de Vlaamse muziek hebben. Zij vragen immers meer naar de zin der klanken dan naar de klanken zelf. Hetzelfde geldt voor de schilderkunst Velazquez en El Greco zijn er in geslaagd de weemoed, de trots en het doodsverlangen van Spanje uit te drukken door middel van een subtiele kleurensymboliek, die voornamelijk bestaat uit een fijne nuancering van bruine en groengrijze tinten. Zo zijn deze bruine en grijze kleuren meer dan kleuren, maar zijn zij uitgegroeid tot de tekens van een innerlijke gesteldheid. Men denkt er niet aan de Vlaamse schilderkunst alle uitdrukkingskracht te ontnemen. Ook de kleuren van Jan van Eyck en Rubens drukken meer uit dan zij zijn. Toch hebben de Vlamingen in de eerste plaats de kleur om de kleur gebruikt, wonderlijk aangelegd om de stoffelijkheid van het scheikundig product: kleur, aan te voelen. Hetzelfde geldt voor de literatuur, waar het instinct voor de stoffelijkheid van het woord het ontstaan heeft gegeven aan een originele taalkunst als deze van Guido Gezelle, Felix Timmermans en Bert Decorte, jazelfs van Karel van de Woestijne en Gerard Walschap. Zo ziet het de vreemdeling en weigert of aanvaardt de Vlaamse kunst naarmate hijzelf min of meer open staat voor de stoffelijkheid van het kunstmaterieel.

Tussen haakjes weze gezegd, dat dit instinct voor de stoffelijkheid van het kunstmaterieel op vreemde wijze gelijk loopt met enkele onder de allerjongste esthetische stromingen als het lettrisme en het neo-surrealisme. Het eerste wil de klank van een woord losrukken van de betekenis van dat woord. Aldus is het zowel muziek als poëzie. Het tweede wil de kleur scheiden van haar symbolische betekenis. De neo-surrealistische schilder 'ploetert' in de kleur en geeft de indruk de wereld te willen schilderen vóór haar vormgeving, waar zijn tegenhanger, de cubistische kunstschilder, de wereld zoekt te schilderen op het ogenblik, dat zij volmaakt zal zijn van lijnen- en kleurenevenwicht. Zo richten lettristen en neo-surrealisten zich uitsluitend tot de zinnen - oor en oog - terwijl de classiekers en de cubisten aan de voorschriften van rede en verstand gehoorzamen.

De tweede betekenis van het Vlaams instinct voor de stof werd vaker ontleed. Hier wordt de liefde voor de aarde, voor de stoffelijkheid van de aarde bedoeld. Het vermogen van een kunstenaar om de zon, de regen, de duisternis van de nacht, het ochtendgloren, de vruchten van het veld en van de boomgaarden, als het ware in hun volle materialiteit - en dit zowel met klanken als met woorden en met kleuren - weer te geven, bestempelt de buitenlander als typisch Vlaams. Elders verkrijgen deze 'ornamenten van de aarde' een poëtisch, decoratief, sentimenteel, philosophisch of godsdienstig aspect. In Vlaanderen blijven ze zichzelf en in die waarachtigheid - onvervalsing zou een juister woord zijn - van onze natuurweergave lgt de ware betekenis van ons vaak geroemd realisme.

Realisme dat trouwens de mystiek niet uitsluit. Want voor de Vlaming is de wereld niet alleen stof. Men zou er willen aan toevoegen, dat zelfs de stof niet alleen stof is. Zij is een vreemde urne van verschijnselen, wonderen en onvatbaarheden. Zij is perfect en toch onaf in de mate dat zij steeds aangevuld wordt door een zekere spiritualiteit; zij is mirakuleus en toch gewoon; bovenzinnelijk en toch alleen te kennen door de zinnen. Voor de Vlaming is de stof niet geordend (weer het onderscheid met die classieke cubist); haar krachten zijn niet evenwichtig afgemeten; zij is de expressie niet van een verheven en allesomvattend plan. In de eerste plaats is zij instinct en de aard van dat instinct is des te mystischer naarmate het alle redelijkheid en verstandelijkheid ontbeert.

  • * *

Zinnelijk beroerd worden is de eerste en laatste functie van de mens. De sensatie valt samen met de geboorte; na haar treedt de dood in. De mens is in te beelden zonder intelligentie, zonder gevoel en zonder verbeelding, maar niet zonder sensatie. En waarmee staan de zinnen in contact tenzij met de eeuwige en nooit volledig te grijpen stof? Wie droomt, sublimeert de stof; wie denkt, loopt gevaar haar kwijt te geraken; wie voelt, laat zich licht misleiden door het hart. Maar wie zijn zinnen wijd open stelt voor het schone mysterie van de stof, voelt de aarde zeker en fideel onder zich. Gedurende gans ons leven zal de stof - onder welke vorm ook - aanwezig zijn. Zij verraadt ons niet gelijk een geliefde vrouw, bedriegt ons niet zoals een droom, maakt ons niet onrustig zoals een idee. Zij is wat wij gewaarworden. zij wisselt van uitzicht, maar zij verdwijnt niet. Zij gaat over naar een andere vorm, maar zij sterft niet. Zij blijft wat de mens zelf in laatste instantie is: een duister maar getrouw instinct.

Deze vertrouwelijkheid met de nooit afwezige stof versterkt het mysticisme van de Vlaming, die hierdoor zijn streven naar eeuwigheid tracht te voldoen. Uit dezelfde vertrouwelijkheid groeit de levenslust van de Vlamingen. Zelfs te midden van de catastrophen, de geestelijke inzinkingen, het verraad en de eenzaamheid, kan de mens nog steeds zien, voelen, rieken, horen en minnen. De vreugde van zinnelijk beroerd te worden, kan de mens, zolang hij leeft, niet ontnomen worden. En mogelijk is het, dat het individu, aan zijn einde gekomen, overgaat naar een hogere orde van sensatie's, één geworden met de Natuur. (Het pantheïsme is volgens de buitenlander de diepe zin van de Vlaamse kunst.)

Dit vertrouwen in de onfeilbaarheid van de stof en zinnen geeft het ontstaan aan een curieus gevoel, dat men al te samen bohémien en burgerlijk zou willen noemen. Bohémien omdat het botvieren van de zinnelijke appetijt zich door niets binden laat. Niets weerhoudt de bralle kermisvierders van Rubens, die als uitgelaten staldieren, na een winterse kluistering, de lente binnenstormen. Niets tempert de kleurenliefde van Jan van Eyck, die - aan het hoogtepunt van de strenge middeleeuwen - zijn geweldige kleurentovering over het doek strooit. En niets begrenst het lyrisme van Constant Permeke in de voorstelling van zijn grootse zeegezichten. De sensatie is nummer 1. Zij mag door niets verminderd worden. Integendeel, uit liefde voor de vrijheid, drijft de sensatie de Vlaming weleens naar het buitensporige.

Maar ditzelfde vertrouwen in de stof is burgerlijk omdat men zich - ondanks alles - veilig weet in de bedding van de eeuwige aarde. Vermits de zinnen ons niet verlaten zullen voor onze dood - en misschien ook niet later - zijn wij rustig in hun bezit. Zij geven ons de aarde te voelen en zijn daarom heilig. Zij zijn immers essentieel. Uit hen kan geen kwaad ontstaan. Alle samen hebben zij slechts één gevolg: ons aansporen tot het scheppen van nieuw leven, doel van het leven zelf. Zo is er geen gevoel op aarde positiever dan dit vertrouwen in de stof.

En inderdaad. de kennis van het onherroepelijke en het onmogelijke ontstaat alleen door de geest. Wie in eenheid leeft met de natuur kent zijn grenzen niet maar verliest ze in de grote symphonie van de aarde. Hamlet, Julien Sorel, Iwan Karamazow zijn zich daarentegen schrijnend bewust van hun grenzen. Zij hebben zich losgerukt van de sterren, de wind en de grond en gans hun tragiek groeit uit het feit. dat zij teveel weten van de daden die de mens niet toegestaan zijn. Zij zijn geen bohémiens maar Baudelaire heeft hen vervloekten genoemd. En deze vervloeking ligt niet zozeer in het jammerlijk einde dat zij tegemoet gaan, maar wel in de tragische onmogelijkheid waarin zij zich bevinden om hun verloren eenheid met de aarde terug te vinden. Zij zijn de afgescheurden van de aarde.

De buitenlander meent, dat voor de Vlaming de kennis niet telt. Hij meent dat de landgenoten van Rubens en Felix Timmermans alleen bij de sensatie zweren. De kennis maakt immers angstig, zij doet de twijfels oprijzen, verontrust, verdeelt. Maar de sensatie leidt naar de eenheid met de natuur, die nergens eindigt. Warm en rustig glijdt men in het duizendvoudige leven van de aarde, zoals in een warme zetel achter de haard. De aanschouwing van de aarde maakt kalm en stemt tevree. Dit legt waarschijnlijk de rust uit in de ogen van de plichtsvolle kanunnik Van der Paele: alvorens zijn opwachting te maken aan Onze Lieve Vrouw heeft hij - maar alles veronderstellen laat - een lange en sereen-stemmende wandeling gemaakt langs de kalme wateren en de fleurige bomen, die men in de achtergrond van het schilderij ontwaart. Hij zal Onze Lieve Vrouw geen ontstellende revelatie's doen over zijn arm menselijk hunkeren naar het absolute. Op haar zal hij slechts overdragen wat hij genoten heeft aan de geur der bloemen, de smaak der pannekoeken en - wie weet? - de blozende gezondheid der maagden. En daar ligt de Franciscaanse zin van de Vlaamse godsvrucht.

  • * *

Zo ziet de buitenlander de Vlaamse kunst. Het gaat er al te samen om een exclusieve zorg voor het materieel aspect van het kunstwerk, een gezonde liefde voor de aarde, een ontvankelijkheid voor het geestelijk potentieel van de stof, een vertrouwen in aarde en zinnen dat terzelfdertijd bohémien en burgerlijk is, een ingeboren levenslust, een gemis aan drang naar kennis, een pantheïstische godsverering. Zo ontleed zouden we dat instinct voor de stof gemakkelijk als een buitengewone zin voor de immanentie van het bestaan kunnen noemen. We zouden dan zeggen, dat de Vlaming, volgens zijn kunst, alleen oog en hart heeft voor al wat 'onmiddellijk' is, ten koste van al wat de zinnen voorbijstreeft en alleen door hypothesen te achterhalen en door dogma's vast te leggen is. Het vaakgeroemd realisme van de Vlamingen zou niets meer zijn dan een absoluut gemis aan transcendentale zin.

Met een moderne woordkoppeling willen we liever het bijzonder aspect van de Vlaamse kunst, gezien door het buitenland, als een Brouwer-complex betitelen. De complexen zijn immers in de mode en het werk van Adriaan Brouwer niet minder. Niemand heeft wellicht beter al de typische kenmerken van de Vlaamse kunst in zijn werk verenigd dan deze zeventiende-eeuwse melancholicus, fijne colorist, rauwe realist en wallebak. Meer nog dan Rubens heeft hij het bralle levensplezier, de geweldige vrijheidszin, de hartstochtelijke liefde voor de kleur van de Vlaming weergegeven in zijn kunst. En ook in het buitenland wordt Adriaan Brouwer hoe langer hoe meer gewaardeerd als de kunstenaar, die de essentieelste karaktertrekken van de Vlaamse kunst het zuiverst en met de grootste intensiteit uitgedrukt heeft. In hem hebben wij voor het ogenblik ons waarachtigste genie.

  • * *

Goed zo, zal de Vlaamse lezer zeggen, daar hebt u het goedje beschreven, betiteld en ingepakt, maar weet u dat deze zienswijze van het buitenland ons op verre na niet voldoet? Zij is niet alleen eenzijdig maar ook menselijkerwijze gesproken onmogelijk. Want niemand, de Vlaming niet meer dan gelijk wie, ontsnapt aan de demon van de kennis, die men wel het Hamlet-complex zou kunnen noemen. En in Vlaanderen kent men, zoals elders, de angst voor de dood, hoe groot de liefde voor de natuur ook zijn mag.

Accoord, maar heeft totnogtoe een enkele Vlaming deze gevoelens in een eigen Vlaamse stijl behandeld? Over dat tekort zullen wij het hebben in het tweede deel van deze studie.

Jan Walravens [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_tij006194901_01/_tij006194901_01_0006.php]

--- Over (foto 2): Felix Timmermans ---

Leopoldus Maximilianus Felix Timmermans (Lier, 5 juli 1886 - aldaar, 24 januari 1947) was een Vlaams schrijver en dichter. Hij was een van Vlaanderens meest vertaalde en productieve auteurs. Zijn bekendste werk is de roman Pallieter (1916). Hij schreef ook onder het pseudoniem Polleke van Mher en een enkele keer als Stelijn Koldijs. Polleke van Mher was afgeleid van zijn voornaam (Leopoldus) en Mehr was een afkorting van de naam van zijn vader (Gommaire)

Hij was autodidact en schreef toneelstukken, romans met een historisch karakter, novellen, religieus getinte werken, en gedichten. Naast schrijver was Timmermans ook schilder en tekenaar. Hij illustreerde zijn eigen boeken alsook sommige boeken van zijn collega en vriend Ernest Claes. Hij was ook zelf de boekbandontwerper van de meeste van zijn boeken.

Hij werd drie keer genomineerd voor een Nobelprijs.

Timmermans werd op 5 juli 1886 om 23u geboren als dertiende in een gezin met veertien kinderen. Zijn vader, Joannes Gummarus (Gommaire), was een reizende koopman in kant. Zijn moeder, Angelina van Nueten, woonde tegenover het ouderlijk huis van Joannes Gummarus. Ze wisselden liefdesbrieven uit doorheen het raam en huwden op 7 februari 1866.

Een dag na zijn geboorte werd Timmermans gedoopt in de Lierse Sint-Gummaruskerk. Zijn 17-jarige zus Valeria werd zijn meter, haar vriend Felix van der Slagmeulen zijn peter. De naam Felix, waaronder Timmermans het bekendst is geworden, heeft hij dus aan zijn dooppeter te danken.

Als kind tekende Felix al patronen. Zijn schoolcarrière verliep niet vlekkeloos. Zo moest hij zijn vierde leerjaar dubbelen. Hij verliet de school op zijn vijftiende na zijn zesde leerjaar, nadat in de zomer van 1901 tyfus werd vastgesteld. Hij kreeg zelfs de laatste sacramenten toegediend, maar herstelde na lange tijd toch. Nadien ging hij niet meer naar school, maar volgde wel avond- en zondagslessen in de tekenschool. In Antwerpen maakt hij kennis met werk van Rubens en Bruegel.

Vanaf zijn zeventiende begon hij gedichten te schrijven die ook regelmatig werden gepubliceerd in Lier Vooruit. Deze gedichten werden gebundeld en in 1907 uitgegeven onder de titel Door de dagen. In 1906 werden een aantal verzen gepubliceerd in Dietsche Warande & Belfort. Gestimuleerd door de lectuur van Stijn Streuvels schreef hij vervolgens enkele naturalistische werken.

In 1910 brak hij als schrijver door met het zwartgallige Schemeringen van de dood, dat mee ontstond onder invloed van Raymond de la Haye, een bevriend kunstschilder, en van geestesgenoot Flor Van Reeth, die de verhalenbundel illustreerde en aan wie het boek werd opgedragen.

Door een breuk werd Felix Timmermans opgenomen in het ziekenhuis. Hij vreesde voor zijn leven doordat er allerlei complicaties optraden.

Op 12 oktober 1912 trouwde hij met Marieke Janssens. Ze hadden drie dochters: Cecilia, ook bekend als Lia (1920), Clara (1922) en Tonet (1926) en een zoon Gommaar (1930). Deze kinderen werden ook actief in de kunstwereld. Ze illustreerden onder andere werken van hun vader en schreven diverse biografieën over hem.

Vlak voor de Eerste Wereldoorlog schreef hij zijn bekendste werk, Pallieter, dat in 1916 werd uitgegeven. Het wordt door velen als zijn meesterwerk gezien. In 1921 werd het in het Duits vertaald en uitgegeven.

Het boek Pallieter werd in 2016, 100 jaar na de originele uitgave, opnieuw uitgegeven.

De Vlaamse sfeer en de breugeliaanse taferelen in Pallieter wekten het enthousiasme van de Nederlandse kunstschilder Anton Pieck op en die zou aan een map met op de roman gebaseerde tekeningen zijn begonnen, ware het niet dat hij Vlaanderen nog nooit zelf gezien had. In deze tijd nam de Haagse kunsthandelaar Cox contact met Pieck op, die ook in Den Haag woonde: Timmermans was bij Cox op bezoek en had assistentie nodig bij het afdrukken van een ets. Tussen Timmermans en Pieck ontstond een hechte, jarenlange vriendschap.

Op Timmermans' initiatief vroeg uitgever Van Kampen Pieck de tiende druk van Pallieter te illustreren. Timmermans wijdde Pieck in in Vlaamse zaken door schetsen bij zijn brieven aan Pieck te voegen: klederdrachten, karren, huisgevels, een kapel met een Madonnabeeld. De schetsen waren vaak antwoorden op vragen van Pieck, maar de illustraties verschillen te veel van Timmermans' schetsen om te kunnen worden beschouwd als uitwerkingen daarvan. De tiende druk verscheen in 1921.

Op 8 november 1997 had in Lier de wereldpremière plaats van "Pallieter" de musical, geschreven door Willy Van Couwenberghe. In 1998 kreeg deze musical de cultuurprijs van de Stad Lier uit handen van minister Marleen Vanderpoorten.

Interbellum en Tweede Wereldoorlog

Felix Timmermans was een activist. Na de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij naar Nederland om een veroordeling te ontlopen. Hij keerde begin 1920 ongehinderd terug. In 1922 kreeg hij de Staatsprijs voor Literatuur.

In 1936 werd zijn vijftigste verjaardag zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland met veel aandacht gevierd.

Tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog was Timmermans redacteur van het Vlaams-nationalistische Volk. In 1942 ontving hij in Antwerpen van de Hamburgse universiteit de Rembrandtprijs. Als Vlaams-nationalist en in Duitsland bekende schrijver was hij een graag geziene figuur bij Duitse officieren tijdens de Duitse bezetting. Na de bevrijding van Lier op 4 september 1944 werd hij beschuldigd van culturele collaboratie en werd bijgevolg onder huisarrest geplaatst. De aanklacht werd geseponeerd op 22 december 1946. De reacties hierop uit de literaire wereld waren uiteenlopend. Als luidste klonk de stem van Toussaint van Boelaere. De criticus, die aanvankelijk een grote fan was van Timmermans, viel hem af omwille van zijn verdenking van culturele collaboratie.

Op 6 augustus 1944 werd Timmermans getroffen door een kransslagadertrombose (hartinfarct). Hij stierf in Lier op 24 januari 1947. De begrafenisdienst vond plaats in de Sint-Gummaruskerk, waar hij ook was gedoopt. Timmermans werd begraven op het kerkhof Kloosterheide te Lier. Als aanwezigen op zijn begrafenis vermelden kranten onder andere Lode Baekelmans, Gerard Walschap, Maurice Gilliams, Antoon Thiry, Lode Monteyne en Willem Elsschot. Stijn Streuvels, genoemd als een "intiemen vriend" van Timmermans, werd ook verwacht, maar werd thuis gehouden door een zware verkoudheid.

In 1997, bij de herdenking van de 50e verjaardag van het overlijden van Felix Timmermans, werd in Lier een bronzen buste onthuld (beeldhouwster Anne-Marie Volders) op het Felix Timmermansplein.

In 2014 werd hij ook officieel ereburger van zijn thuisstad Lier.

Publicaties

Boeken

1903 Timmermans schrijft zijn eerste gedicht.
1905 Zeldzame verhalen uit Bagijnhofsproken.
1907 Door de dagen, Verzamelde gedichten. (geschreven onder het pseudoniem Polleke Van Mher)
1909 Ecce-Homo en het bange portieresken (later opgenomen in Bagijnhofsproken)
1910 Schemeringen van den dood (zes novellen)
1911 Bagijnhofsproken (samen met Antoon Thiry)
1916 Pallieter (eerste oplage 1225 ex.) zijn meesterwerk. (Verfilmd in 1976 en in meer dan 40 talen vertaald).
1917 Het kindeken Jezus in Vlaanderen, werd als eerste werk van Timmermans vertaald in een andere taal (Duits)
1917 De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen
1919 Boudewijn (Dierenepos in verzen)
1921 Anna-Marie
1921 Boudewijn
1921 Karel en Elegast (bewerking)
1922 De Vier Heemskinderen (bewerking)
1922 Uit mijn rommelkas. Rond het ontstaan van Pallieter en Het kindeke Jezus in Vlaanderen
1923 Driekoningentriptiek
1923 De ivoren fluit (korte verhalen)
1923 De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt
1924 Het keerseken in den lanteern
1924 Het kleuterboek Rijmpjes
1925 Schoon Lier
1925 De oranjebloemekens
1926 Naar waar de appelsienen groeien
1926 Het hovenierken Gods
1928 Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken
1931 De wilgen
1932 De harp van Sint-Franciscus
1933 Pijp en toebak
1934 De kerk van Strijthem
1934 Bij de krabbekoker
1935 Boerenpsalm (verfilmd in 1989)
1936 Het Vlaamsche volksleven volgens Pieter Breughel
1938 Ik zag Cecilia komen
1941 De familie Hernat
1942 Vertelsels
1943 Minneke-Poes
1943 Oscar Van Rompay (essay)
1943 Isidoor Opsomer
1943 Een lepel herinneringen
1944 Vertelsels II
1944 Anne-Mie en Bruintje
1945 Vertelsels III

Toneelstukken

1907-1909 Holdijn (opgenomen in De Nieuwe Gids)
1909-1910 De Zending (titel later gewijzigd naar Helta)
1922 Mijnheer Pirroen (samen met Eduard Veterman)
1924 En waar de sterre bleef stille staan (samen met Eduard Veterman)(verfilmd in 2010)
1926 Leontientje (samen met Eduard Veterman)
1930 De hemelsche Salomé
1938 Het kindeke Jezus in Vlaanderen (toneelbewerking door Karl Jacobs)
1938 Het filmspel van Sint-Franciscus
1943 Pieter Bruegel
1943 Die sanfte Kehle (oorspronkelijke titel: De zachte keel)

Na zijn overlijden

1947 Adagio (gedichten)
1948 Adriaan Brouwer

en verder: Lierke-Plezierke - Brevarium in 1965 - Felix Timmermans verhaalt - De goede helpers en andere verhalen - Jan de Kraai en andere verhalen - Met Felix Timmermans door Vlaanderen en nog in 1993 Pallieter in Holland - Uit mijn rommelkas - Een lepel herinneringen

Lier speelt een belangrijke rol in het leven en het werk van Timmermans. Het Lier ten tijde van Timmermans was een katholieke stad met een rijk verenigingsleven en vele kermissen en braderijen. Het is ook de regio van de Grote en Kleine Nete, waterlopen die het decor vormen van verschillende werken, o.a. Pallieter.

Timmermans schreef over zijn geboortestad: "Waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen; waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van 't mijmerend, magere Kempenland, daar is het". --Schoon Lier, 1925-1927

Varia

  • Tezamen met drie andere bekende Lierenaars (Isidore Opsomer, Louis Zimmer en Lodewijk Van Boeckel) vormde hij het klavertje vier van Lier.
  • De Felix Timmermans is een trein die naar hem is vernoemd.
  • Een palingschuit van de moedige bootvissers in Lier is genoemd naar een personage (Vettigen Teen) van een werk van Felix Timmermans (Onze-Lieve-Vrouw der Vissen).
  • De bibliotheek in Lier heet sinds 2016 "de Fé" naar Felix timmermans.
  • De Nederlandse schrijver Antoon Coolen noemde zijn derde zoon Felix naar zijn voorbeeld Felix Timmermans.
  • Felix Timmermans' enige zoon, Gommaar Timmermans, werd later onder het pseudoniem GoT cartoonist; dochter Lia Timmermans werd schrijfster.
  • Timmermans' toneelstuk, "En waar de ster bleef stille staan" (1924) werd in 2010 verfilmd door Gust Van den Berghe als Little Baby Jesus of Flandr (doelbewust als "Flandr" geschreven in plaats van "Flanders"). De film werd opgenomen met mentaal gehandicapte acteurs en was het universitaire eindwerk van de regisseur. Ze werd geselecteerd voor de "Quinzaine des Réalisateurs" in Cannes.
  • Nog tijdens zijn leven verscheen het werk van Timmermans in 17 talen. Na zijn dood werd zijn werk nog in tal van andere talen vertaald.
  • Timmermans wordt herdacht in talrijke straatnamen:
  • er is een Felix Timmermansplein (vroeger de Messenstraat) in Lier waar zich ook een buste bevindt van Felix Timmermans gemaakt door Anne-Marie Volders
  • een Felix Timmermansstraat vindt men in Assebroek, Beerse, Deurne, Izegem, Knokke-Heist, Lanaken, Lommel, Marke-Kortrijk, Zele, Zwijndrecht. In Nederland bevinden zich straten met deze naam in Deurne, Sittard, Vught en Waalwijk,
  • een Felix Timmermanslaan vindt men in Aartselaar, Sint-Niklaas, Hoeilaart, Lichtervelde, Lint, Machelen, Oostduinkerke, Reet, Tervuren, Zaventem, Zemst, Zoersel - en in Nederland in Bladel, Eindhoven, Rosmalen, Groningen, Hilvarenbeek en Uithoorn.
  • in Grobbendonk, waar Felix Timmermans een buitenverblijf had, is er een Timmermanslei, met als zijstraat daarvan de Pallieterdreef, genoemd naar zijn bekendste romanfiguur Pallieter.

Literatuur

  • Mark TRALBAUT, Zo was de Fé, 1947.
  • Renaat VEREMANS, Herinneringen aan Felix Timmermans, 1950.
  • Lia TIMMERMANS, Mijn vader, 1951.
  • José DE CEULAER, Felix Timmermans, 1959.
  • Louis VERCAMMEN, Felix Timmermans. De mens, het werk, Hasselt, Heideland-Orbis N.V., 1971.
  • Fernand BONNEURE, Felix Timmermans, in: Brugge Beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt, Brussel, Elsevier, 1984.
  • José DE CEULAER, 100 jaar Felix Timmermans, Lier, J. Van In, 1986, ISBN 9030615486.
  • José DE CEULAER, Felix Timmermans, Vlaams-nationalist, in: 't Pallieterke, 1986.
  • Gaston DURNEZ, De goede Fee, 1986.
  • M. SOMERS (red.), Timmermans en het activisme, in: Jaarboek 19 van het Felix Timmermansgenootschap, 1992.
  • Frans VERLEYEN, De gezonken goudvis. Felix Timmermans en de Moderne Tijd, 1996.
  • José DE CEULAER & Gaston DURNEZ, Felix Timmermans, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, Lannoo, 1998.
  • Gaston DURNEZ, Felix Timmermans. Een biografie, Tielt, Lannoo , 2000.
  • Stijn VANCLOOSTER, Felix Timmermans, in: Hugo Brems, Tom van Deel, Ad Zuiderent (red.), Kritisch lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur. Groningen, Martinus Nijhoff, 2006.
  • Joris VANHULLE, Het belang van het werk van Timmermans, 2008.

[bron: wikipedia]
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
Nieuwpoort+Deel Westende
vu 45x
sauvegardé 0x
Depuis 30 déc. '24
Numéro de l'annonce: m2217699510