Reis naar de begeerte|Kris Peeraer 9063064640

€ 17,00
Enlèvement ou Envoi
Verzenden voor € 4,94
160depuis 26 avr.. '24, 19:24
Partager via
ou

Caractéristiques

ÉtatComme neuf
ContexteÉsotérisme et spiritualité
Année (orig.)2003
Auteurzie beschrijving

Description

||boek: Reis naar de begeerte||Davidsfonds/Literair

||door: Kris Peeraer

||taal: nl
||jaar: 2003
||druk: ?
||pag.: 539p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|mét flap

||isbn: 90-6306-464-0
||code: 2:000242

--- Over het boek (foto 1): Reis naar de begeerte ---

Literaire reisroman van grote klasse - Laat je meevoeren naar verre oorden: Kris Peeraer - Reis naar de begeerte

"Een mens zijn thuis is geen huis maar de reis, het leven zelf een tocht die te voet moet worden afgelegd." --Bruce Chatwin

1976. Net geen achttien waren ze toen. Het begon met liefde. Met nieuwsgierigheid naar onontgonnen land en godvergeten volkeren. Max en zijn liefste Eva ontworstelen zich aan de verstikkende mentaliteit van hun westerse opvoeding. Aanvankelijk zonder echt reisdoel nemen ze de eerste trein naar Frankrijk, op zoek naar vrijheid en avontuur. Met seizoenarbeid verdienen ze moeizaam de kost en wat bijkomende centen om hun grote reis te financieren.

Nergens thuis. Zwerfvoeten. Reizigersziel. Altijd op zoek naar een nieuwe, betere plaats, geleid door het toeval. Hun ultieme doel wordt Mongolië. Van liefde tot erotiek, van Istanboel over Afghanistan tot Beijing. De zorg om te overleven. De herinnering aan het verleden. De verloren onschuld. De stukgeslagen illusies. Op hun tocht ontdekken ze de wereld, het leven, zichzelf.

Kris Peeraer reisde zes jaar lang door Azië. Hij leidt je naar fascinerende streken en dompelt je onder in andere culturen met sprekende beschrijvingen van steden, landen, mensen en gebeurtenissen. Bij Davidsfonds/Literair verschenen eerder van hem De stille liefde van Indochina , Margaretha Sidonja, De koningstuin en Onder de tropen.

[bron: https--www.hebban.nl]

Max Dreven, de ikverteller, en zijn vriendin Eva Wildiers zijn allebei nog geen 18 als ze in het voorjaar van 1976 nauwelijks voorbereid, maar met romantische overtuiging hun beklemmende ouderlijke huis ontvluchten: "Ik wilde kennis van de wereld, ik wilde de begeerte van de reis, ik wilde de wereld zelf". Parijs, hun eerste halte, verfoeien ze onmiddellijk en is slechts een tussenstop richting Midi, waar ze hun reisgeld trachten aan te dikken met de tomaten-, courgettes-, druiven- en perenpluk. Hun omzwervingen in Zuid-Frankrijk eindigen abrupt met de ongewenste zwangerschap van Eva, maar evengoed vormen ze de kiem van hun definitieve reisplannen. Terwijl Eva in het gehate Parijs herstelt van de verwikkelingen van haar abortus, laaft Max zich in het Musée Guimet aan (literair-) historische boeken over de geplande reisweg. Na Turkije zouden ze immers via Iran, Afghanistan, Pakistan en China hun zwerversvoeten planten in het woeste steppenland Mongolië. Maar voor ze Istanbul over land weten te bereiken, is de sinaspluk in Kreta nog hun deel en weet Max in Brussel in zijn eentje ternauwernood aan de dreiging van de legerdienst te ontsnappen. In Istanbul vindt hij zijn Eva terug die na een mislukte romance en een ernstige mishandeling in Kreta zichzelf en haar vertrouwen in de liefde moet terugvinden. Ze vullen hun buidels aan door illegale gokhuisjes schoon te maken, raken er bevriend met gokkende, handeldrijvende, intellectuele en hasjdealende Turken en ontvluchten de stad voor de bemoeizuchtige politie. Met vernieuwde verblijfsvergunningen vestigen ze zich na een doelloze tocht door Anatolië terug in Istanbul. Max verdient er tijdelijk de kost als verkoper in een souvenirwinkel, terwijl Eva er als buikdanseres een plaatselijke en goedbetaalde hit wordt. Na -- alweer -- een fysieke mishandeling door één van haar aanbidders werpt ze zich met succes op haar nieuwe job als konsomatris, een soort van dubieuze en exotische hostess voor de rijkere Arabieren. Maar in het voorjaar van '78 ruilen ze Istanbul voor het Iran van de Sjah. Vanuit Herat in Afghanistan zetten ze hun moeizame, uiterst gevaarlijke en avontuurlijke tocht verder richting Kaboel en Djalalabad. De explosieve politieke toestand in Afghanistan rukt de twee geliefden letterlijk uit elkaar. Max wordt opgesloten, terwijl Eva van de aardbodem lijkt verdwenen. In Pesjawar, Pakistan, vindt de aan opium verslaafde Max haar in belabberde en traumatische toestand terug. Maar zelfs deze levensgrote tegenslagen doen hen hun reisdoel niet afzweren: Mongolië. Uiteindelijk zal China hun reisverslaving wel definitief klein krijgen, al gaan ze eerst bijna ten onder in de woestijn. Want zomaar opgeven, nee, dat kennen ze niet.

Kris Peeraer dompelt je met de bijna drie jaar durende omzwervingen van de protagonisten onder in een wellustige mix van historische context, pittige anekdotiek, verterende liefde, religieuze en filosofische beschouwingen, lyrische natuurbeschrijvingen en aangrijpende en ingrijpende avonturen. De stappen die je samen met Max en Eva doorheen Europa en Azië zet, stralen een ongekende authenticiteit uit. Dat de auteur een groot deel van die zwerversvoeten zelf heeft gevoeld, zal daar zeker niet vreemd aan zijn. Hij reisde immers niet alleen met zijn vriendin en latere vrouw tussen 1976 en 1985 door Azië en bezocht o.m. China, India, Iran, Afghanistan, Pakistan en Indonesië, hij werkte ook als seizoenarbeider in Zuid-Frankrijk en als verkoper in Turkije. In elke regel voel je dan ook dat Peeraer put uit de eigen, intense reiservaringen. Zelfs al gaat het om fictie, toch behelst de twijfel die je al lezend overvalt niet de waarachtigheid van de gebeurtenissen; integendeel, de twijfel focust zich compleet op het welslagen van hun zelfverklaarde missies.

Al reizend doorheen Europa en Azië evoceert de verteller niet alleen wondermooie of net troosteloze landschappen en architecturale hoog- of laagstandjes, hij roept tegelijkertijd duizenden jaren geschiedenis op. Heel soms verstoren de met data en namen volgepropte geschiedkundige uitweidingen het leesplezier en raak je als leek verstrikt in het onontwarbare kluwen van het verleden en heden, van namen en data. Meestal echter geven die historische gegevens een extra dimensie aan de roman: je ziet volkeren, landen, dictaturen, machtige rijken voor je ogen openbloeien, bloederig uitbreiden, uiteenvallen of vernietigd worden. Een indrukwekkende les in de met schoonheid en vooral met bloed doordrenkte geschiedenis: "De willekeur [...] die zag je alsmaar klaarder als je door deze wereld trok". Je waant je als lezer -- net als de verteller overigens -- een ooggetuige op enkele scharniermomenten in de oosterse geschiedenis: in Turkije is een militaire coup niet veraf, in Iran komt ayatollah Khomeini aan de macht, in Afghanistan zijn de communisten de nieuwe heersers en in Pakistan wordt de populaire Bhoetto opgeknoopt... Het is een spetterend documentair verslag dat de verschuivingen en evoluties van op de eerste rij becommentarieert en in perspectief probeert te plaatsen.

Max en Eva ondergaan naast een fysieke en historische, ook een spirituele reis. Hun onbezonnen, in liefdesroes en romantisch escapisme gedrenkte vlucht uit de enggeestige en verstikkende burgermanmoraal maakt hen snel wijzer en ouder: "Het gemoed van de reiziger kende meer ups en downs dan dat van de gesettelden. Misschien was de reis daarom wel een verkorte versie van het leven, een leven binnen het leven." En ervaringen hebben ze opgedaan in drie jaar tijd; genoeg om een leven mee te vullen. Dood, moord, verkrachting, verlies, verslaving. Maar daarnaast is er op hun tocht, waarbij ze een groot deel van de wereld gezien, gevoeld en geroken hebben ook talloze momenten van extase, euforie en geluk, was er veel liefde, intense vriendschappen, passie en avontuur. Voor Eva Wildiers, die de zwaarste beproevingen moet doorstaan, heeft de reis haar strijdlustig idealisme misschien wel afgebot maar niet gekortwiekt. Ondanks haar jeukende littekens probeert ze zin te geven aan haar lijden: "Ik moest terugdenken aan de conversatie die ik met Max had in Parijs, toen ik voor het eerst over het boeddhisme las, over het lijden en over de oorzaken. Begeerte was er één van. Maar toen ontkenden we begeerte niet, integendeel. De reis was onze begeerte. Nu weet ik dat het net zo goed een van de verlangens was die Boeddha als grondslag aanduidde van de slingerbeweging tussen pijn en bevrediging. Maar ik weet ook dat de reis een binnenweg is om pijn en bevrediging versneld te ervaren. Misschien zal het ons aanzetten om de methode die de Boeddha aanreikte uit te proberen, om te leren omgaan met het lijden. Niet als we vijftig zullen zijn na een traag, routineus en huiselijk leven, maar binnenkort al, als we de hele wereld hebben gezien. In Mongolië misschien, of eerder nog." Dit citaat komt uit de enige passage waarin Eva zelf aan het woord is; een tekst geschreven na haar verkrachting en haar wraak en die ze te lezen geeft aan Max. Tegenover deze oosterse mystiek plaatst Max Dreven de westerse pessimistischere variant: "Tegen die tijd moest een mens het wel begrijpen, dat leven lijden was, een zaak van rennen, van het ene verlangen naar het volgende. Ouder worden was nuchter worden, dat moest wel, een tijd van reizen in de geest." Zijn reddingsboei is Eva: "Ik hield van haar omdat ik alleen te bang was voor het gat tussen geboorte en dood en omdat ik mensenhuid wilde voelen, grafzerk na grafzerk" Maar soms moet hij het noodgedwongen doen met de roes: hasj, datura of opium betekenen dan zijn momenten van valse perfectie.

Reis naar de begeerte is veel meer dan een historisch goed gedocumenteerde en spirituele reisroman; Kris Peeraer verweeft deze elementen schijnbaar moeiteloos met spanning, ontroering, erotiek en humor. Het boek vergt wel degelijk af en toe een inspanning, maar ook zonder die overladen historische passages, blijft het bewonderend genieten van rijk, authentiek, boeiend, aangrijpend, nieuwsgierig makend en zinnelijk proza. Een krachttoer.

Jan Bettens [bron: https--huldenberg.bibliotheek.be]

--- Over (foto 2): Kris Peeraer ---

Kris Peeraer (Christiaan Anna Corneel Maria Peeraer) werd op 3 augustus 1957 geboren te Leuven. Tussen 1976 en 1985 reisde hij met zijn vriendin en latere vrouw door Azië en bezocht onder meer Turkije, China, India, Iran, Afghanistan, Pakistan, Maleisië en Indonesië. Hij werkte als seizoenarbeider in Zuid-Frankrijk, als verkoper in Turkije, als bediende in Brussel en als visser in Maleisië. Nu is hij werkzaam als bediende op de luchthaven. Hij is er tevens vakbondsafgevaardigde.

[bron: http--www.davidsfonds.net]

Kris Peeraer doorkruiste op jonge leeftijd het Aziatische continent. Zijn rondzwervingen brachten hem o.a. in India, Maleisië, Indonesië, Thailand en China.

"De stille liefde van Indochina", het boek waarmee hij in 1993 debuteerde, is in zijn combinatie van literaire reisroman en liefdesverhaal duidelijk geïnspireerd door de reiservaringen van de auteur.

De vaak ongrijp- en onbegrijpbare wereld van het Verre Oosten speelt ook in de volgende boeken nadrukkelijk haar rol. Ze wordt verpakt in een grillig samenspel van werkelijkheid en fantasie, een pseudo-magisch universum waar het aardse en het goddelijke, avontuur en filosofie, feit en mythe, exotisme en vervreemding hand in hand gaan.

[bron: https--www.auteurslezingen.be]

In en om de kunst - Van Mollendaal tot Mongolie Een middagwandeling door het oeuvre van Kris Peeraer [2004]

We kennen elkaar van ontmoetingen in café De Blauwe Schuit op de Vismarkt in Leuven. Avondlijke zomergesprekken over exotische verte aan een tafel onder het maanzieke gebladerte van een binnentuin. Vandaag is het een sombere winterdag. Kris is met de fiets vanuit Leuven naar Herent gekomen. Tegenwind gehad, zegt hij, en een paar venijnige hellingen. Maar hij is er toch geraakt. Om over zijn tweede leven te praten, dat zich afspeelt in zijn literaire werk. Kris is halfweg, maar zeker niet verdwaald in het duistere woud. Voor me zit een bereisde veertiger die zo te zien enkel belaagd wordt door enkele kilo's overgewicht. Vandaar zijn tocht als eenzame fietser, die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind in, zichzelf een weg heeft gebaand. Naar het vertrekpunt van dit interview over zijn eenmansklassieker: zijn romanwereld.

In het voorjaar van 2003 is bij Davidsfonds Literair zijn magnum opus verschenen: Reis naar de begeerte, een woordenvloed die over meer dan vijfhonderd pagina's gulpt en die twee jonge nomadische zielen, Max en Eva, vanuit het beklemmende Mollendaal bij Leuven meesleurt naar hun ultieme droom, het Mongolië van hun verbeelding. Peeraer ontleent het motto van zijn groots opgezet episch fresco aan Candide van Voltaire, waarin het heet dat de schepping erop gericht is de mensen te sarren. Peeraer: 'De wereld is gemaakt om ons te kloten, en dat noemt Voltaire dan optimisme. Daarnaast heb ik altijd veel bewondering gehad voor de flow, de brute stijl, van Céline. Mijn titel is ook een beetje een hommage aan zijn Reis naar het einde van de nacht.'

Leven zoals je vis eet

Een wereld die ons tot razernij brengt, daar is geen kruid tegen gewassen. Behalve misschien het kruid van de behouden begeerte. Max en Eva gaan op weg door Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan en Chinees Turkestan. Wat drijft hen? Een vreemde mengeling van hunker naar ongerepte verte én boeddhistische onthechting.

'Mijn personage Eva, die zich gaandeweg verdiept in het boeddhisme, leert omgaan met die tegenstelling. De reis is volgens haar een omweg om tot verlichting te komen. Als je het historisch bekijkt, ga je beseffen dat de gedachten in Indië altijd vrij zijn geweest. Er ontstonden daar vaak alternatieve stromingen, zoals in het oude Griekenland. In het hindoeïstische genesisverhaal van de Rig Veda wordt de schepping verklaard. De wijzen ontdekten de band tussen zijn en niet zijn, begeerte namelijk. Begeerte was het eerste zaad van de ziel, dat het leven opwekte en de schepping tot stand bracht. De kern van begeerte is een daad van de wil. Zo krijg je de drang van jonge mensen als Max en Eva die op reis gaan. Het is de illusie dat je ergens kunt aankomen of iets kunt bereiken. Het boeddhisme legde dan weer andere accenten. God bestaat niet, predikte de boeddha. Je moest leven zoals je vis eet: de graten en het vel verwijderen en je te goed doen aan het vlees. Het zat allemaal in jezelf, en misschien kon je die volheid van het bestaan ergens onderweg ontdekken. Max en Eva zijn op zoek gegaan en dat houdt hen in leven.'

Er moet meer zijn dan de tredmolen van de Vlaamse sleur. Als je lang onderweg bent, ben je goed bezig. De reis als odyssea naar jezelf. Het kan al beginnen op jonge leeftijd. 'Vroeger bij ons thuis moesten mijn oudere broer en ik moeder helpen bij de wekelijkse schoonmaak. Als we dan eindelijk mochten beschikken, sprongen we op onze fietsen en gingen we in het bos van Mollendaal een jointje roken. Mijn broer had van jongs af de drang naar het mystieke, hij zocht de weg in zichzelf. Bij mij werkte het anders, ik liet me meer leiden door de romantiek van oude ontdekkingsreizigers, die de wereld wilden verkennen en de grenzen aftasten. Of noem het de ontdekking van Mongolië.'

Peeraer beproefde zijn geluk in de steppen en woestijnen van Centraal-Azië en in de tropische landschappen van het Verre Oosten. Wat trok hem daar zo aan?

'Dat moet je gewoon praktisch bekijken. Toen ik net achttien was, ben ik met een paar vrienden recht vanuit het Sint-Pieterscollege in Leuven naar Afghanistan getrokken. Dat was midden jaren zeventig; we volgden de hippy trail, de zwerfroute van jonge westerse avonturiers naar het oosten. Die langharige trancekaravaan was toen heel populair. Herat, Kaboel, Kandahar, het lag allemaal binnen ons bereik en je kon er makkelijk rondkomen met een klein budget. Ik was toen nog vrij naïef. Ik dacht dat de islam wel de eerste godsdienst moest zijn, omdat de wereld die dat in feite vrij recente geloof - op de historische geloofsschaal dan toch - had nagelaten, zo oud leek. Later heb ik met mijn vriendin, die mijn vrouw is geworden, tien maanden in Afghanistan verbleven. We hadden 25.000 frank op zak, en dat volstond. Al mijn reizen in het oosten spelen zich af tussen 1975 en 1985 en de langste heeft drie jaar geduurd: van Turkije naar Iran en Afghanistan, dan door Pakistan en verder door Indië naar het zuiden, met de boot naar Maleisië en zo naar Bali in Indonesië. Onderweg heb ik in Indië mijn broer bezocht. Die was daar bij een goeroe in de leer gegaan en hij is acht jaar in Indië gebleven.'

Een vrij onbedorven plek

In 1995 verscheen Peeraers roman De koningstuin, waarin hij zijn ervaringen in Indië te boek stelt. Lezers vinden dat werk vaak zijn meest fabelachtig verzinsel, maar in feite heeft hij daarin voornamelijk het verhaal van zijn twee jaar oudere broer neergeschreven.

'Mijn broer zat in Karnataka, de Dravidische deelstaat in zuidelijk Indië met Bangalore als hoofdstad. De leermeester van mijn broer kwam voort uit een oud geslacht van goeroes. De man had zeven jaar rondgezworven en van de bedelstaf geleefd alvorens hij zich ging vestigen bij een verlaten tempel op een rotsplateau in Karnataka. Mijn broer had die man eerder ontmoet in een heilige cultusplaats aan de kust. Die plek kadert in de Ramayana, een van de grote epen van het Indiase hindoeïsme. Een demon gaat naar Kailash, de heilige berg van de god Shiva in Tibet, om de linga van Shiva te bemachtigen. De linga is de fallus, de scheppende kracht van de kosmos. Uiteindelijk geeft Shiva toe, maar op één voorwaarde: waar de demon de linga ooit neerplant, daar zal hij ook blijven. Als de goden vernemen dat Shiva zijn linga heeft afgestaan, zijn ze zeer verontrust, want de wereldorde is in gevaar. De oppergod Vishnoe beschikt over een oceaan van gekarnde melk en stuurt die door de blaas van de demon. Ter hoogte van die cultusplaats aan de kust, waarover ik het daarnet had, voelt de demon de geweldige druk. Hij krijgt een ontzettende drang om te zeiken. Hij vraagt aan een bedelaar de linga vast te houden. Die bedelaar is de vermomde Ganesh, de god met de olifantenkop. De demon ledigt zijn blaas. Het is een echte springvloed, het blijft maar stromen. Ganesh staat daar met die fallus en wordt het beu: hij plant de linga neer op een rots en maakt zich uit de voeten. Als de demon met een zucht van verlichting ophoudt met plassen, merkt hij dat de linga onwrikbaar vaststaat.

Tot zover het verhaal. Rond die linga is later een tempel gebouwd. De fallus van Shiva staat er op dat rotsplatform, dat zoiets als de kosmische kut verbeeldt, en die vereniging zorgt voor voortdurende schepping Eén keer per jaar, tijdens de Nacht van Shiva, mogen de gelovigen het heiligdom betreden. Op die heilige plek heeft mijn broer zijn goeroe voor het eerst ontmoet. Hij werd eerst buitengewerkt door de volgelingen van de goeroe, maar toen ze zagen dat de vreemde hippie het echt meende, mocht hij de mantra's mee scanderen. Mijn broer was er helemaal weg van, hij had eindelijk gevonden wat hij zocht. Hij is de goeroe gevolgd naar zijn ashram, zijn woonplaats, op het rotsplateau in Karnataka en hij is bij die man in de leer gegaan. Het was een heel sober leven. Ze sliepen op een jutezak op de vloer. Mijn broer is toen ook uitgehuwelijkt aan een Indiase en apart gaan wonen op het andere uiteinde van dat rotsplateau, in een klein huisje dat hij zelf had gebouwd. Dat huwelijk is wel slecht afgelopen.'

Een zwerver verliefd, een zwerver verdwaald. Je krijgt het verhaal van een jonge westerling die zijn heil zoekt in het oosten en daar zijn Raj Bagh, zijn mystieke koningstuin, ontdekt. Hij gaat op weg tot hij niet meer verder kan of verder wil en uiteindelijk zit hij daar opnieuw berooid en afgezonderd, zoals bij zijn vertrek.

Bij het begin van De koningstuin spoelt het hoofdpersonage als drenkeling aan op de Indiase kust en uiteindelijk vaart hij af naar Maleisië, waar het volgende boek begint. Maar hoe is dat personage in Indië aanbeland, waar is de drenkeling vandaan gekomen? Dat vormt dan weer de kern van de roman die aan De koningstuin voorafgaat. Dat vorige werk uit 1993 heeft de vreemde titel Margaretha Sidonja meegekregen. Hij verwijst naar een vermoorde vrouw en het verhaal speelt zich af op de Malediven, de eilandengroep aan de zuidpunt van Indië. 'In feite is dat Maledivenverhaal mijn eerste echte roman. Nu is die archipel een toeristenparadijs op Liberty TV, maar destijds was het nog een vrij onbedorven plek. Toen ik er aankwam, vernam ik dat er net een poging tot staatsgreep was geweest. En in Mahal of Male, de hoofdstad van de Malediven, deed toen een vreemd verhaal de ronde: een westerse reiziger die naar de eilanden was gekomen, zou onder invloed van LSD zijn vriendin hebben vermoord. Ik vond dat wel mooi, die dreiging van geweld in een gelukzalig tropisch decor.

Zoiets als trouble in paradise. In het boek vertel ik in drie delen dezelfde geschiedenis. De westerling is na de moord verbannen naar een kleiner afgelegen eiland; hij gaat samenleven met een inheemse vrouw en later vlucht hij naar nieuwe horizonten. Eerst krijg je de feiten vanuit neutraal perspectief, dan brengt de moordenaar zijn verhaal in de ik-persoon, en tenslotte is er de kortere versie van die Maledivenvrouw, die in de jij-vorm de verdomde en verdoemde avonturier die haar verlaten heeft, de huid volscheldt.'

Joseph Conrad is een van die schrijvers die Peeraer graag heeft gelezen. Misschien kan je zijn hoofdpersonage in Margaretha Sidonja wel een nieuwe Lord Jim noemen: de reiziger die zich een tropisch paradijs toeëigent en gaat leven als god op de Malediven. Het infernale trio seks, drugs en geweld komt naar boven; het kwaad loert vlak om de hoek. Zoals bij Conrad vind je in het voorwoord van Margaretha Sidonja de suggestieve sfeertekening rond het hoofdpersonage: In de drukkend hete namiddag op de zon- beschenen rede bij Mahal zag ik soms een gedaante waarvan ik wist dat hij het niet kon zijn. En toch leek hij erop met die bleekblauwe ogen en lang, blond haar. Het was iemand die altijd alleen liep, die ik nooit hoorde spreken en die gebukt scheen te gaan onder een moeilijke last, veelzeggend, obscuur, ondanks zijn bleekheid zoveel somberte uitstralend. Conrad is het vertrekpunt. Op het einde van het boek overheerst de duistere romantiek van Edgar Allan Poe. De inlandse vrouw voorspelt in haar tirade dat het hoofdpersonage in de zee van het einde zal belanden, dat er een witte nevel zal opdoemen over het hete en kolkende water. Die magisch-realistische passage komt haast letterlijk uit een verhaal van Poe over een reis naar de Zuidpool. En zo gebeurt het dat Peeraers personage uiteindelijk op de Indiase kust aanspoelt met witte kristallen op zijn huid.

Het grote schimmenspel

Een westerse avonturier zwalpt van de Malediven naar Zuid-Indië en op het einde van zijn zwerftocht is hij even berooid als bij zijn vertrek, en verbannen uit zijn koningstuin. Net zoals de oudere broer van Peeraer, die na zijn mystieke leerjaren bij de goeroe als ongewenste vreemdeling zonder geldig visum uit Indië werd gezet. Maar de fascinatie voor tropische verte laat zich niet zo makkelijk verdringen. Onder de tropen uit 1997 is de volgende roman van Peeraer.

'Begin jaren tachtig heb ik een tijd gewoond in een vissersdorp op de oostkust van Maleisië. Ik ging mee vissen in de prauwen van de kustbewoners. We voeren uit naar de bamboestokken die de visgronden markeerden. Aan die stokken hingen onder het wateroppervlak palmbladeren, waarmee de vis zich voedde. De stokken brachten we tot zinken en we hadden verse palmbladeren bij, die we met stenen verzwaarden en op de juiste diepte neerlieten. We trokken in onze boot het lokaas voorzichtig voort; de vissen volgden, en als ze zo waren bijeengedreven rond hun voedsel, onderschepten de vissers in de andere prauwen hen met het net dat ze voorzichtig ophaalden. Het is een oeroude techniek die veel behendigheid vereist. Ik wilde een boek situeren in dat vissersdorp. Zo gaat het altijd bij mij. Als ik tijdens mijn reizen ergens lang genoeg heb verbleven, komt er vroeg of laat een roman van.'

Onder de tropen gaat over vissen. En ook weer over de confrontatie van westerlingen met een vreemde cultuur. Daarbij blijft in het midden wie hier de visser is en wie zich laat vangen. Een westerse reiziger vaart naar Maleisië en leert op de boot een Canadese vrouw kennen. Zij worden de hoofdpersonages van een roman waarin het traditionele wajang-schimmenspel met marionetten een belangrijke rol speelt. 'De Maleisische poppenspelers gebruiken vaste scenario's, maar tijdens opvoeringen in de dorpen, spelen ze ook met verhaalfragmenten die ze ontlenen aan gebeurtenissen uit de lokale gemeenschap. Een volledige voorstelling heet het grote werk en de opvoering ervan neemt een hele week in beslag, elke avond van zonsondergang tot middernacht.'

In dit boek ontwikkelt zich het spel van de hartstocht tussen de westerling en zijn geliefde, maar de ontknoping van die liefdesrelatie wordt letterlijk ten tonele gevoerd in het laatste deel, tijdens de vertoning van het schaduwpoppenspel in het dorp. Zo krijg je dat spiegeleffect: het toneelspel als reflectie op het liefdespel.

'Het wajang-schimmenspel gaat terug op heidense hindoe-epen en het wordt tegenwoordig nog met moeite getolereerd in islamitisch Maleisië. Dat is doodjammer, want het is net zo goed een zuiveringsritueel. Het grote werk wordt namelijk ook opgevoerd om de problemen die er in zo'n dorp zijn opgedoken, te bezweren en de harmonie te herstellen. Misschien net zoals mijn romanverhaal de demonen in mijn reizende personages oproept en uitdrijft. Op het einde van het wajang-spel wordt er een buffel geslacht, die op een vlot in de rivier wordt geduwd en aan de zee geofferd. Je kan je wel voostellen dat islamitische molla's een bloedhekel hebben aan zo'n heidens gedoe, dat veel ouder is dan de islam in Maleisië.'

Het grote spel als katharsis? Je kan het zo bekijken en Peeraer heeft tegen die theatrale achtergrond ook voor zichzelf een deel van zijn fictieve romanroute afgerond. 'Het zit allemaal in dat beeld van die buffel die afdrijft naar zee. Op het einde van Onder de tropen gaat de mannelijke hoofdfiguur op een nacht vissen. Hij zit daar alleen in zijn prauw. In de nevelige duisternis kruist hij de indrukwekkende buffelkop op het vlot, en dan steekt er een storm op die alles wegveegt. Dat zijn de hoofdstukken die ik het liefst schrijf. Passages waarin je je fantasie volledig kan uitleven, tot over de witte rand. In dit boek neem ik ook afscheid van het hoofdpersonage dat toch min of meer in de trilogie Margaretha Sidonja - De koningstuin - Onder de tropen is binnengeslopen. Misschien heb ik zo een stuk leven van mijn broer en van mezelf afgesloten...'

Reizigersjaren

De tropische verte is afgesloten; vochtig Azië heeft zijn tijd en zijn koningsblauwe verhalen gehad. Maar hoe zit het met de droge, okergele woestijnstof die Centraal-Azië oplevert? Hoe zit het met het brute moslimsubstraat in de geografische ruimte van Peeraers werk?

'Oei! Leg me die woorden asjeblief niet in de mond. Ik kan natuurlijk niet ontkennen dat er in mijn werk een zeker Afghanistangevoel zit; Reis naar de begeerte is haast voor de helft Afghanistan. Dat land sloeg me in het gezicht, toen ik er voor het eerst kwam. Stel je voor. In Iran onder de sjah was alles op zijn westers georganiseerd, en dan dokkerde je over de grens in een voorhistorisch busje dat om de haverklap lek reed en haast door een zandstorm werd opgeslokt, naar het Afghaanse Herat, waar de mensen 's avonds nog met olielampjes rondliepen. Wat was dat voor een godverloren land, dat nooit werd gekoloniseerd en dat zich bleef verzetten tegen vreemde invloeden van buitenaf? Afghanistan was voor mij als jonge gast een schitterend alibi om weg te zijn, om anonieme reiziger te worden in een in zichzelf gekeerd, weerbarstig landschap waarop de tijd geen vat scheen te hebben. Maar verwondering heeft natuurlijk ook een lelijke achterkant: bloedvetes tussende Pathaanse clans; de middeleeuwse achterlijkheid van dat gewelddadige krijgersland, waar vrouwen als bestofte balen voortschuifelen in hun boerka's, als ze al buiten mogen.'

Is dat de paradox van het exotisme? Waarom was Afghanistan zo verbijsterend anders, zo eigenzinnig pittoresk? Omdat de vrouwen in die boerka's zo mooi pasten bij het landschap. Wat vooruitgang of modernisering naar westers model heet, vernietigt het inheemse cultuurweefsel. Peeraer vindt het een vreemde gedachtesprong van me en hij vindt nog meer 'dat ze ze uiteindelijk maar zelf moeten zien uit te komen, of moeten zien waar ze uitkomen.'

Goed, dan is het allicht de hoogste tijd om terug te keren naar het begin van de reis. Naar zijn debuutroman De stille liefde van Indochina uit 1993. Die speelt zich voor een groot stuk af in Kashgar, de moslimstad in Chinees Turkestan, het hart van Centraal-Azië, met aan de overkant van de Hemelse Bergen: Mongolië. Is de begeerte naar Mongools nergensland daar ontstaan, in de stoffige stegen van Oud Kashgar? Het is alleszins een legendarische plek, die ook geografisch gezien het verst verwijderd is van de zee en de tropische kust. En van de toeristenstranden.

'Ik kende Kashgar van verwijzingen ernaar bij Henry Miller en Jack Kerouac. Voor hen was het ook een soort Timboektoe, een onbereikbaar ver oord dat hun toch al verhitte verbeelding op hol deed slaan. Dat was het dus gewoon, daar moest ik heen. In 1984, net toen China zich openstelde voor individuele reizigers, ben ik in die verloren uithoek in het verste westen van China aangekomen. Mijn eerste indruk van Kashgar was: is het dat maar? Je liep er over veel te brede boulevards met stalinistische torengebouwen. Maar de oude islamitische binnenstad was een openbaring; in de onverharde steegjes met hun lemen huizen kreeg je het stof van de Zijderoute tussen je tanden. En in de theehuizen achter de grote moskee kon je op touwbedden liggen, de beste kwaliteitsrook inhaleren en de tijd aan je laten voorbijgaan.

Waarom Kashgar? Daar vond je toch nog iets van de oude karavaancultuur, de aftakkingen van de Zijderoute vloeiden er samen in de grote bazaar. Dat sprak me wel aan: zo'n multicultureel verzamelpunt van handelaars en nomaden, waar alles in beweging was en voorbijging, terwijl er toch niets veranderde. Alsof de tijd er vloeibaar was geworden en je alleen maar hoefde mee te zwalpen.

Het had misschien ook te maken met die jongensdroom van me. Mijn broer en ik in Mollendaalbos. Mijn broer zocht het in de mystiek. Ik voelde me meer thuis in de rol van de ontdekkingsreiziger. Ik wilde verhalen gaan ontdekken in den vreemde. Terwijl ik reisde, heb ik nooit een echt dagboek bijgehouden, maar ik wist wel dat ik wat ik beleefde ooit in woorden zou proberen te vatten. In Reis naar de begeerte heb ik mijn reizigersjaren afgerond en een groot stuk van mijn ziel blootgelegd. Zo voel ik het tenminste aan: de cirkel is gesloten en nu moet ik de diepere ideeën die de tocht me heeft gegeven, nog dieper laten bezinken. Zou je het erg vinden als ik de tweede helft van mijn leven - hout vasthouden - daaraan besteed?'

Kris Peeraer is 46. Hoeveel incarnaties heeft zijn schrijversziel nog te gaan? Er is nieuw werk in de maak, maar daarover willen we het niet echt hebben. Brengt alleen maar ongeluk en dubieus karma voort. Als we afscheid nemen voor het huis in de Dorenstraat in Herent, zegt hij terwijl hij op zijn fiets springt: 'Tot in De Blauwe Schuit, als het terug lente wordt.' Ik zie hem de straat uitrijden naar de grote weg. Aan de overkant liggen kale boomgaarden, velden en weiden. Daarachter benevelde horizon. En verder? Verte.

Kris Peeraer werd in 1957 geboren te Leuven. Tussen 1976 en 1985 reisde hij met zijn vriendin, zijn latere vrouw, door Azië. Hij bezocht onder meer Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan, Indië, China, Maleisië en Indonesië. Hij werkte als seizoenarbeider in Zuid-Frankrijk, als verkoper in Turkije en als visser in Maleisië. Thans is hij werkzaam als bediende op de luchthaven in Zaventem; hij is er tevens vakbondsafgevaardigde.

Van Peeraer verschenen volgende romans bij De Clauwaert & Davidsfonds te Leuven:

De stille liefde van Indochina (1993)
Margaretha Sidonja (1993)
De koningstuin (1995)
Onder de tropen (1997)
Reis naar de begeerte (2003)

August Thiry [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_vla016200401_01/_vla016200401_01_0043.php]

Kris Peeraer (Leuven, 1957) reisde tussen 1976 en 1985 met zijn vriendin, zijn latere vrouw, door Azië. Hij bezocht ondermeer Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan, Indië, China, Maleisië en Indonesië. Hij werkte als seizoenarbeider in Zuid-Frankrijk, als verkoper in Turkije en als visser in Maleisië. Zijn reizen inspireerden Peeraer tot volgende romans: De stille liefde van Indochina (1993), Margaretha Sidonja (1993), De koningstuin (1995), Onder de tropen (1997) en Reis naar de begeerte (2003). Vooral zijn laatste roman is erg sterk werk. Peeraer is een auteur in de schaduw. Onterecht. Zijn romans zijn stuk voor stuk rijk aan inhoud en in een meeslepend, zinnelijk proza geschreven. Hij integreert in zijn boeken reis en liefdesverhaal, geschiedenis, introspectie en avonturenverhaal tot een uniek geheel.

...

[bron: https--cris.vub.be/ws/portalfiles/portal/5049167/_vla016200501_01_1_.pdf]
Numéro de l'annonce: m2108499136